Lisianthus zal voorlopig niet op substraat worden geteeld. Proeven in het Improvement Centre lieten veel uitval zien, terwijl de gehoopte productieverbetering uitbleef. Het onderzoek wordt niet voortgezet en de gewascoöperatie beraadt zich op het vervolg.
Van 2014 tot en met 2016 zijn dertien teeltproeven met lisianthus op substraat uitgevoerd op een areaal van 1000 m2. Het doel hierbij was om de emissies te beperken van CO2 (minder stomen, energiezuiniger telen), nutriënten (recirculatie van drainwater in gesloten teelt) en gewasbeschermingsmiddelen (hygiënischer telen).
Aanvankelijk leek het zeer goed mogelijk om fungicidevrij te telen zonder uitval door bodemschimmels. Daarmee leek het alsof het substraat met een korte stoombeurt voldoende kon worden ontsmet om bodemschimmelvrij te blijven. Na zes teelten bleek toch uitval op te treden door Fusarium oxysporum. De teelten daarna nam het uitvalpercentage steeds toe tot meer dan 15% bij de dertiende teelt, zelfs na intensieve bespuiting met fungiciden. Bij de onbespoten vakken was het uitvalpercentage zelfs 40%.
Omdat bovendien de gehoopte productieverbetering is uitgebleven, maken de lisianthustelers een pas op de plaats met het onderzoek.
„Opmerkelijk was dat de uitval vrijwel gelijk was voor de verschillende substraattypen en belichtingsintensiteiten”, zegt onderzoeker Marcel Raaphorst. „Daarom is het gissen naar de oorzaak.” Een mogelijke oorzaak is een verontreiniging van het watersysteem. Het recirculatiewater werd niet ontsmet. Aanvankelijk gebeurde dat niet omdat met een eb-vloed systeem werd gewerkt en dat geeft grote hoeveelheden water. Later kwamen er druppelsystemen bij, maar ook dat recirculatiewater werd niet ontsmet. „Het is zes teelten goed gegaan”, zegt Raaphorst. „Mogelijk heeft zich daarna een hardnekkige fusarium in het systeem genesteld, maar dat blijft speculeren”
Omdat de uitval in alle substraten te zien was, is het interessant om te weten of dit ook in de grond het geval was geweest. In het onderzoek is echter geen grondteelt als referentie meegenomen, omdat dat de proef nog complexer zou maken.
Ook traden bij sommige teelten meer brandkoppen op dan in de praktijk. Dat werd soms toegedicht aan de ‘onstuimigheid’ van het kokossubstraat en soms aan de gemiddeld 50% lagere inzet van buiswarmte. Toch is er geen verband gevonden tussen de inzet van warmte of belichting enerzijds en het optreden van brandkoppen anderzijds. Belichting had wel een duidelijke invloed op de productie. In de winterperiode gaf 1% meer PAR-licht zelfs meer dan 1% meerproductie. In de zomerperiode was dit slechts 0,5% meerproductie. Dit komt overigens overeen met de bevindingen uit eerder uitgevoerd fotosynthese-onderzoek.
Bij het recirculeren van drainwater bleef de nutrientensamenstelling stabiel. In de loop van de teelt liep de EC weliswaar op, maar de natrium-concentratie bleef op een acceptabel niveau. Daarmee blijft het uitvalprobleem de belangrijkste te nemen horde, voordat lisianthus succesvol in de praktijk op substraat geteeld kan worden.
Dit onderzoek is grotendeels gefinancierd door de programma’s Glastuinbouw Waterproof, Kas als Energiebron en door de gewascoöperatie Lisianthus.