De burger wordt aangespoord om zélf iets te doen om het klimaat en de biodiversiteit te redden: korter douchen, mussendakpannen en bijenhotels aanschaffen, en petities tekenen. Maar – spoiler alert – dat is niet hoe we de wereld gaan redden.
Zoals ik een buur niet van de toeslagenaffaire kan redden met een pannetje soep, zo kunnen we de wereld niet redden van een klimaatcrisis door te doen wat alle grote spelers – olie, suiker, consumptie, big tech en ja, de overheid – ons laten geloven. Sterker nog, op ons schuldgevoel inspelen als we dat niet doen.
Een minister die enthousiast meedoet met Steenbreek- en tegelwip-acties heeft de media sympathiek mee. Maar ondertussen worden grote stukken natuur ingeruild voor asfalt, en vliegveld Lelystad gaat door, ‘want de CO2-uitstoot minderen doen we later nog wel een keer’ (Ik vind dat de – groene – media en de groenbranche-vertegenwoordigers daar veel kritischer mee om zouden kunnen gaan).
Een ander voorbeeld is de recente wateroverlast. Natuurlijk kunnen en mogen veel meer huishoudens water afkoppelen, maar de schade na extreme regenval is in Nederland beperkt gebleven door met langetermijnoverheidsbeleid systematisch grote oplossingen te creëren als Ruimte voor de Rivier.
En om weer terug te gaan naar klein groen: het is onzin om van de kleine tuinbezitter te verwachten dat deze een hoek met brandnetels houdt voor inheemse insecten. Biodiversiteit en gezonde bodems moeten op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau geregeld worden. Natuurlijk doet iedereen wat-ie kan, maar laat niet op je schuldgevoel inspelen. Eis dat overheden en grote organisaties hun verantwoordelijkheid nemen.