Op 4 december stond in een bericht van het Financieel Dagblad dat Dümmen Orange, als een van de Nederlandse bedrijven gefinancierd door private equity (risicodragend vermogen), voor de financiers niet brengt wat ze hadden gehoopt en ondermaats presteert. Het Londense private-equityhuis BC Partners van Dümmen Orange wil niet reageren, maar analisten vinden enige nuance wel op zijn plaats.
Ja, Dümmen Orange heeft een schuld, maar dat is gebruikelijk in de ’wereld’ van private-equity en volgens analisten is dit geen negatief gegeven vergeleken met traditionele financieringen. Analisten geven ook aan dat het bedrijf de afgelopen jaren in omvang is verdubbeld, maar dat de schuld niet is verdubbeld en daarmee draagbaar is gebleven op basis van de huidige voorspellingen. Zeker als er sterk wordt geïnvesteerd.
Dümmen Orange heeft de afgelopen jaren diverse malen kenbaar gemaakt fors te investeren in R&D. Zo wordt in 2020 bij de vestiging in De Lier het Breeding Technology Centre (BTC) van Dümmen Orange geopend. In het BTC worden alle onderzoeksfaciliteiten op het gebied van technologie en kenmerkonderzoek gebundeld om de veredelings- en selectieprocedure te versnellen.
Bericht FD
Uit een inventarisatie van het FD blijkt dat een reeks Nederlandse bedrijven in handen van private equity onder de maat presteert volgens de kredietverschaffers. Zij verkopen de schuld van deze ondernemingen, zogeheten hefboomleningen, door met fikse kortingen van soms meer dan 50%.
Als voorbeeld wordt onder andere Dümmen Orange in het artikel opgevoerd: het Londense private-equityhuis BC Partners kocht deze bloemenveredelaar in 2015 van de Nederlandse investeerder H2 Equity Partners. BC betaalde naar verluidt meer dan €500 miljoen voor Dümmen. Dat bedrag hadden de Britten ervoor over, omdat ze grootse plannen hadden met Dümmen. Het doel was om een grote overname te doen en te snijden in de kosten. BC leende € 255 miljoen voor de overname. Twee jaar later werd deze schuld tegen een lagere rente geherfinancierd en opgehoogd naar €425 mln, schrijft het FD in zijn artikel.
Aanvankelijk kon Dümmen deze schuld wel dragen, maar diverse tegenvallers, waaronder planten- sterfte en een daling van de vraag, hebben veel geld gekost. Dümmen kreeg daardoor een negatief eigen vermogen. Beleggers verhandelen de schuld van Dümmen inmiddels voor 68% van de oorspronkelijke waarde. Dat niveau geeft aan dat ze betwijfelen of zij hun hele inleg terugkrijgen aan het einde van de looptijd.
Een beursgang, waar De Telegraaf in mei vorig jaar nog over schreef, is daarmee voorlopig niet aan de orde, volgens het FD. Ook dividend zat er nog niet in. Daarmee heeft eigenaar BC Partners nog weinig plezier beleefd aan Dümmen. In januari treedt een nieuwe bestuursvoorzitter aan, die het bedrijf weer op de rails moet zien te krijgen.
Verdere nuance
Bekend is dat Dümmen Orange in 2018 tegenvallers heeft gehad door uitbraken van ziekten in enkele gewassen. Echter, volgens bronnen dicht bij het bedrijf is er voor dit jaar geen sprake van verlies en heeft het bedrijf zich goed hersteld. Terwijl het bedrijf het afgelopen jaar wederom is gegroeid. Een strategie die al jaren wordt gevolgd. Zoals aangegeven in het aangehaalde Telegraaf-bericht zijn een beursgang en daarmee het uitkeren van dividend niet aan de orde. Er is ook geen sprake van een strategische koerswijziging.
Lastig verhaal voor telers
Bij grote veredelaars kom je private equity als financieringsvorm steeds vaker tegen, maar onder kwekers neemt de interesse ook toe. Echter, voor de Nederlandse primaire tuinbouw is private equity een lastig verhaal, zo vertelt een acquisition finance-adviseur die anoniem wil blijven. „Een private equity-partij die voet aan de grond wil krijgen in de glastuinbouw moet bijvoorbeeld door de voor de sector typerende cyclus van goede en rotjaren heen kunnen kijken en een lange horizon hebben.”
Daarnaast is onroerend goed vaak een probleem. „Nieuwe kassen zijn in Nederland vaak stevig gefinancierd, die heb je niet zomaar terugverdiend. Een private equity-partij ziet liever weinig dan veel onroerend goed, ze focust echt op cash en waardecreatie.” Dat is ook de reden waarom je in het buitenland veel vaker private equity bij tuinbouw tegenkomt. In landen als Spanje en Ethiopië gebruiken telers veel goedkopere kassen.
Ander knelpunt zijn volgens de adviseur de vaak lage marges in de sector. „De macht in de tuinbouw ligt, vooral bij food, aan het begin van de keten (bij de veredelaars) en aan het eind (bij de retailers). Iedereen daartussenin zit in de verdrukking. Alleen goede telers met de juiste kassen, met de juiste yield per ha, die jaarrond kunnen leveren, de retailer kunnen ontzorgen en een goed product hebben, maken echt goed rendement.”
Marktpositie
Desondanks kan een kwekerij interessant zijn voor een private equity-fonds. „Er zijn aardig wat glastuinbouwbedrijven met een uitstekende marktpositie, een goed productengamma, een prima bedrijfsvoering, een goed fytosanitair beleid, een duurzaamheidslabel en goeie R&D. Onroerend goed speelt in zo’n geval een kleinere rol. Private equity-bedrijven zouden daar best in willen stappen.”
Verder zijn familiefondsen volgens de adviseur meer geschikt voor de primaire tuinbouw. „Zij kennen geen exit-druk en kunnen er tientallen jaren in blijven zitten. NPM Capital is zo’n private equity-partij. Eigenaar is SHV, dat in bezit is van de zakenfamilie Fentener van Vlissingen.”
In het buitenland, met name in de VS, signaleert de adviseur een groeiend aantal glastuinbouwbedrijven die via private equity worden gefinancierd. „Maar ook in Nederland zie ik er steeds meer ’appetite’ voor.”