De prijs van een vat olie is gestegen tot het hoogste niveau in twee jaar. Opvallend genoeg gaat die opmars volledig voorbij te gaan aan de koersen van olievaluta’s zoals de Canadese dollar, Noorse kroon en Russische roebel. Wat is daarvan de oorzaak?
De olieprijs is sinds half juni met bijna 30% omhoog geschoten. Dat soort prijsbewegingen laat zich niet alleen voelen bij de benzinepomp. Vaak bewegen de valuta’s van grote olie-exporteurs zoals Canada, Noorwegen en Rusland in dezelfde richting als de olieprijs. De Canadese dollar (de ‘loonie’), Noorse kroon en Russische roebel gingen bijvoorbeeld ook flink onderuit toen de prijs van een vat olie tussen de zomer van 2014 en het begin van 2015 halveerde tot minder dan $50.
Wie had verwacht dat de olievaluta de laatste maanden duidelijk omhoog zou gaan, komt bedrogen uit. De wisselkoers van de loonie, de kroon en de roebel staat op ongeveer hetzelfde niveau als eind juni. Er zijn twee redenen waarom de olieprijs nu veel minder invloed heeft op het koersverloop van deze munten dan drie jaar geleden. In de eerste plaats zijn dat de grote vraagtekens die veel partijen plaatsen bij de houdbaarheid van de recente prijsopleving.
Olie in de toekomst goedkoper
Veel zakenbanken hebben de afgelopen tijd al hun vooruitblik op 2018 ontvouwen. Bijna altijd ligt het koersdoel voor volgend jaar een stuk lager dan de huidige olieprijs. De belangrijkste redenen zijn de twijfels over de eensgezindheid binnen de OPEC, de groeiende schalieproductie in de Verenigde Staten en een lagere groei van de olieconsumptie. Op futuremarkten wordt ook al een daling van de olieprijs ingeprijsd. Een vat WTI-olie kost momenteel bijna $57. Een contract om datzelfde vat in december volgend jaar te krijgen wordt verhandeld voor $55. En de prijs voor levering in juni 2019 is nog maar $53.
Een tweede reden waarom olievaluta niet stijgen is doordat de link met de olieprijs veel groter is op het moment dat olie snel daalt. Dalende olie-inkomsten maken het lastiger om de begroting in evenwicht te houden. Daar komt bij dat er bij een lagere olieprijs minder vreemde valuta’s het land instromen. De flinke daling van de olieprijs sinds halverwege 2014 heeft bijvoorbeeld Venezuela aan de rand van een faillissement gebracht. Niet voor niets reageren handelaren altijd veel feller op dreigende problemen dan op signalen van een begrotingsoverschot en een groei van de valutareserves.
Stroomversnelling
Tenzij de stijging van de olieprijs in een stroomversnelling komt, zal de koersrichting van olievaluta’s voorlopig met name bepaald worden door andere factoren. Dat geldt met name voor de roebel. De bereidheid van buitenlandse investeerders om hun geld in Russische activa te stoppen is namelijk een signaal dat de roebel de wind in de rug kan krijgen.
In de eerste negen maanden van het jaar nam de omvang van de waarde van buitenlandse investeringen in Rusland met circa € 10 mrd toe. De instroom is voornamelijk te danken aan de aantrekkelijke rente. In een reactie op de felle daling van de olieprijs heeft de Russische centrale bank de rente in de tweede helft van 2014 opgeschroefd van bijna 6% tot maar liefst 17%. Hoewel dat tarief sindsdien geleidelijk werd verlaagd, is de huidige rente nog altijd iets meer dan 8%.
Speculanten maken handig gebruik van die hoge rente. Ze lenen heel goedkoop geld in een regio waar de rente heel laag is – zoals Japan of Europa – en investeren dat in Rusland. In de financiële wereld wordt dit een carry trade genoemd. Zolang de politieke spanningen niet opeens toenemen of de onrust op financiële markten toeneemt, zal de koersstijging van de roebel veel meer te danken zijn aan de carry trade dan aan de oplopende olieprijs. Het is dan ook behoorlijk riskant om mee te surfen op de carry trade en positie te kiezen voor een stijgende roebel.