Ondergrondse waterberging is kansrijk in het Westland en kan een belangrijke bijdrage leveren aan de gietwatervoorziening en het beperken van wateroverlast in de regio. Dat blijkt uit onderzoek door KWR Watercycle Research Institute in opdracht van de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland.
In het rapport ’Potenties ondergrondse waterberging in het Westland’ concluderen de onderzoekers dat ondergrondse waterbergingen tot een reductie van het aantal brijnlozingen leiden. Op den duur zouden telers hierdoor geen gebruik meer hoeven te maken van omgekeerde osmose.
Daarnaast helpt het ondergronds bergen van hemelwater ook mee aan het beperken van wateroverlast. Door water in de ondergrond te injecteren, komt meer bergingsruimte beschikbaar in de gietwaterbassins van telers en wordt het oppervlaktewater minder belast bij hevige neerslag.
Minimale omvang
Om te voorkomen dat een ’zoetwaterbel’ zich mengt met brak of zout grondwater moet een ondergrondse waterberging echter minimaal een omvang van 25 tot 75 ha hebben. Voor hergebruik van effluent (gezuiverd afvalwater) is een berging van zelfs 100 tot 200 ha voorwaarde. Deze schaalgroottes vereisen samenwerking tussen meerdere partijen.
De onderzoekers adviseren daarom een grootschalige pilot op te zetten, met veel aandacht voor het beperken van wateroverlast en de inzet van aanvullende waterbronnen om tot een goede gietwatervoorziening te komen.