‘ALLEMAAL HET ZEIL VASTPAKKEN EN EVEN WAPPEREN ZODAT DE WIND ER ONDER KAN! TEGELIJK, ANDERS HEEFT HET GEEN ZIN!’ Ik hoor hoe de uitvoerder staat te schreeuwen in de bassinbak. Zien doe ik hem niet, want ik bevind me aan de andere kant van de dijk. Bovenop staat een Ghanees. ‘It’s good!’ roept hij terwijl hij zijn duim naar me opsteekt.
Het was weer eens zover. Om de zoveel tijd ben je als tuinder aan de beurt om een bassinzeil te helpen vervangen. Nu bij een mini cymbidiumteler. Dat mini zegt niets over het formaat bassinzeil, maar dat terzijde. Het werk werd verdeeld over twee dagen, omdat het om twee naast elkaar gelegen bassins ging. Kon de achterste mooi worden gevuld door de voorste leeg te pompen.
Het trekken van een nieuw zeil verloopt volgens een vast stramien. Er is er eentje met een grote mond, bevelen schreeuwend naar een groep van zo’n 40-50 man die het zware werk moeten doen. En bij die grote groep lopen er dan altijd wel weer een paar die koppig hun eigen strategie volgen. Wat wil je ook met al die ondernemers die gewend zijn om zelf de baas te spelen. ‘NEE, WACHTEN, PAS ALS IK HET ZEG!!!’
Nadat we het zeil hebben uitgetrokken over de dijken links en rechts, blijkt dat we toch nog een meter of twee tekort komen in de lengterichting. En dus wordt het zeil weer dubbel geslagen en moeten we met behulp van de wind onze spierkracht aanspreken. Het lukt. Nu nog het afdekzeil.
Terwijl we dat goed leggen steekt de wind op. Van een afstandje zien we het zeil aan de andere kant opwaaien en van de dijk afschuiven. Een paar mannen snellen toe, de Ghanees voorop. Achter hen het water van het gevulde bassin. Met man en macht proberen ze op het smalle glibberige dijkje het zeil in bedwang te krijgen. Tevergeefs. Als het opbollende zeil weer zakt, is ook de donkere Afrikaan verdwenen. Die komt even later zeiknat en proestend uit het achterste bassin gekropen. Ai…
En zo leren we weer een les. Dat een beetje wind handig is met zeiltrekken, maar niet teveel. Want dan ga je nat.
Kees van Egmond