Het is half zes als ik naar buiten loop. Voor de schuur zie ik de krantenbezorger bij onze brievenbus staan. Hij buigt zich voorover op zijn brommer, zoekend in de tas met dagbladen. ‘Goedemorgen!’ roep ik achter hem. ‘Hú!’ Hij komt een halve meter van zijn zadel af. ‘Ik schrik me dood!’ Ik verontschuldig me. ‘Sorry hoor, maar ik wist ook niet hoe ik het anders moest doen…’
Nog nagrinnikend loop ik even later de bedrijfsruimte in. Daar vergaat het lachen me meteen. Nee hè, hebben ze de karren weer op elkaar gestapeld! Ik heb er zo’n schurfthekel aan. Ja, ik snap het best. Voor een transporteur natuurlijk ideaal om twee karren op de plek van één te vervoeren. Maar qua lichaamsbelasting mag dit echt niet. Zó slecht.
Niet dat ik mijn rug er nog aan waag hoor. Die tijd is geweest. Stonden we met twee man de karren van elkaar te tillen. Paar stappen opzij en weer op de grond zetten. In gedachten zag je dan de fysiotherapeut al likkebaardend staan. Klantjes! Maar nu is het anders. Ik pak de hoek van de bovenste kar beet, zet het wiel daaronder klem met mijn voet, even trekken, en met donderend geraas stort de hele bliksemse boel op de grond. Of er iets gesloopt wordt weet ik niet, maar in ieder geval niet mijn rug. Het alarm van de in de schuur geparkeerde scooter begint wel meteen te loeien.
En dan het opbouwen. Ook zo’n klus. Eerst de zijkanten netjes in elkaar zetten. Dat lukt meestal vrij aardig. Vervolgens voorover rekken om de bledden op de juiste hoogte te leggen. Het bovenste op het zevende gaatje, het onderste ter hoogte van een dwarsverbinding. Geen fijne job mensen! Vandaar mijn verzoek: Als ik ze goed heb gelegd niet meer veranderen op de veiling! Gewoon dezelfde karren weer afleveren hier op de tuin! Weet je hoeveel werk dat scheelt?
Dan de emmers erop. Die staan per 18 gestapeld terwijl wij stapels van 10 gebruiken. Ook aanpassen graag! Het is soms al een crime om 1 emmer los te krijgen, laat staan 8. Soms ben ik jaloers op zo’n krantenbezorger. Tenminste…
Kees van Egmond