Het is nauwelijks gelukt telers vanuit het Westland, Oostland en Aalsmeer te laten verkassen naar nieuwe glastuinbouwgebieden die in 2000 zijn aangewezen door de overheid. Dit herstructureringsbeleid ondersteund met zogenoemde Stidug-gelden is mislukt, concluderen onderzoekers van NC Advies in opdracht van het ministerie van EZ.
„De onderliggende aanname van de Stidug-regeling dat het creëren van goede voorzieningen op de projectlocaties voldoende aantrekkingskracht zou bieden, heeft in de praktijk niet gewerkt. De gebieden hadden nog steeds onvoldoende aantrekkingskracht voor tuinders uit het Westland, Oostland en Aalsmeer. De ontwikkeling van de tien projectvestigingslocaties bleek in de praktijk minder maakbaar en anders uit te pakken”, schrijven de onderzoekers.
Minder dan de helft gerealiseerd
In de tien gebieden zouden op meer dan 2.500 ha nieuwe duurzame glastuinbouwbedrijven moeten komen. Anno 2016 is daarvan volgens een grove schatting circa 1.000 ha gerealiseerd. De bestemming glastuinbouw ligt over het algemeen nog steeds in de gebieden, maar ook honderden hectares zullen nooit meer van de grond komen zoals in het Rundedal bij Emmen, het Waddenglas rond Berlikum, in Luttelgeest, Bergerden, Nieuw Prinseland en Terneuzen.
Geen fiasco
Toch noemen de onderzoekers de Stidug-regeling geen fiasco. Er zijn duidelijke aanwijsbare redenen waarom het beoogde doel niet is gerealiseerd. Als hoofdredenen zijn volgens hen de economische recessie vanaf 2008, decentralisatie van het overheidsbeleid en de ontwikkeling van het greenportconcept met voor de glastuinbouw Westland/Oostland, Aalsmeer en Venlo als kerngebieden. Verder heeft Stidug bijgedragen aan de duurzame ontwikkeling van de gebieden en de sector als geheel.
Leerpunten
De duurzame herstructurering van de glastuinbouw staat onverminderd hoog op de (politieke) agenda, waar nu dus meer provincies en gemeenten over gaan dan de landelijke overheid. In vergelijking met de ’Stidug-periode’ is nog steeds faciliteren van de aanleg van geconcentreerde duurzame glastuinbouwgebieden nodig, maar het faciliteren van de exploitatie ervan evenzeer. Dit vraagt om andere instrumenten, zoals voorfinanciering en garantiestelling bij leningen, met als uitgangspunt dat investeringen in duurzaamheid door de sector uiteindelijk moeten kunnen worden terugverdiend.