“Kap eens effe met het opsturen van die mammoet-dozen. Ze passen niet op de veilingkar!” Dat waren onlangs letterlijk de woorden van m’n logistieke collega in Aalsmeer. Afgezien van het feit dat ze niet meer te tillen zijn, zijn ze inderdaad onhandelbaar.
Met een beetje geluk passen ze nog net overdwars op de kar. Maar langere dozen zijn tegenwoordig geen uitzondering meer. Twintig jaar geleden toen ik hier aankwam, mat het standaard doosje nog keurig 104 x 26 x 20cm en pasten daar 125 tak rozen van 70cm in. Nu meten de grootste dozen gerust 125 x 35 x 35cm, wegen ze 25kg en passen er minstens 350 tak in. En dat terwijl de knoppen inmiddels het dubbele formaat van weleer hebben.
Wij in West-Europa vinden het dus maar een onhandig maatje, maar de Oost-Europese en Russische klanten zweren erbij. ARBO-wetgeving ten spijt, hun beredenering is net even anders dan die van ons. Van die grote dozen passen er namelijk precies 18 op een een vrachtwagen pallet. En dat is het enige dat telt.
Richting een ander continent, Australië, is het ook turbulent op het verpakkingsgebied. En dat vanwege de per 1 maart aangescherpte fytosanitaire wetgeving aldaar. Het aantal gevonden levende insecten in de zendingen moet er drastisch naar beneden, en bovendien moeten de kwekers kunnen aantonen dat ze er alles aan gedaan hebben om te voorkomen dat een meereizende trips of spint toch door het luikje in de doos de buitenwereld opzoekt.
Met name trips kan een gevaarlijke vector zijn bij de overdracht van virussen. En die willen ze Down Under buiten de deur houden. De kwekers blijken zeer creatief te zijn: van een soort reuzenhaarnet die als een condoom om de doos geschoven wordt, tot aan het geheel aftapen van de randen en luikjes van de dozen. Dat laatste kan nooit goed gaan, want terugkoelen is dan geen optie meer. En opwarming op zo’n lange vlucht is simpelweg niet af te wenden. Russische roulette! Het enige verschil tussen luxe snijbloemen en een vliegende composthoop is immers de temperatuur.
Na al het experimenteren, lijkt het afplakken van de luikjes met fijnmazige gaasjes de standaard te gaan worden. En mocht er bij aankomst onverhoopt toch nog een beestje gevonden worden, dan zorgt de daarop volgende verplichte vergassing met methyl bromide ervoor dat de meereizende passagier alsnog zijn loodje legt. Eind goed, al goed!
Victor van Dijk,
Area manager Zuid-Amerika, FleuraMetz