In laboratoriumtest van BU Glastuinbouw van Wageningen UR blijkt dat kleinere roofmijten dan de traditionele roofmijten de bramengalmijt, tulpengalmijt en de narcismijt beter weten te vinden en daardoor beter bestrijden. In vervolgonderzoek wordt de mate van bestrijding van kleine mijten met deze nieuwe roofmijten onderzocht.
De eerste proef voor de bestrijding van de tulpengalmijt in de opslag van tulp loopt op dit moment. Er zal verder gekeken worden naar migratiemomenten van kleine mijten, de vestiging van roofmijten en de interactie tussen nieuwe roofmijten met predatoren die tegen andere plagen worden ingezet.
Sommige plagen zijn zo klein dat ze met het blote oog nauwelijks waarneembaar zijn. Voorbeelden zijn de gal- en weekhuidmijten, die niet groter zijn dan 0,2 millimeter. Doordat ze zo klein zijn, worden ze gemakkelijk over het hoofd gezien. Een bijkomend probleem is dat de commercieel beschikbare roofmijten vaak niet voldoende effectief zijn. Dit komt omdat ze door hun grootte niet bij de plekken kunnen komen waar de gal- en weekhuidmijten zich schuilhouden.
Gewasbeschermingexperts van de BU Glastuinbouw van Wageningen UR hebben een aantal kleinere roofmijten geselecteerd die beter zijn aangepast aan deze schuilplekken. Binnen de recent gestarte Publiek-Private Samenwerking (PPS) ‘Biologische bestrijding van schadelijke mijten’ worden deze roofmijten getest in tulp, braam, amaryllis en bromelia.
Dit onderzoek loopt van 2017-2020. Deze PPS wordt gefinancierd door de overheid via de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmateriaal. De participerende partijen zijn Anthos/iBulb, Biobest, KAVB, LTO Glaskracht Nederland, NFO, amaryllistelers en de gewascoöperaties Bromelia en Komkommer.