Het begon al op zondag. Een app met een foto van het meertje achter de kas met daarbij de boodschap: ‘Ik wil jullie niet lekker maken, maar hij ligt al dicht.’ Twee dagen later een filmpje met een krakende ster in het ijs. ‘Nog 1 nachtje wachten.’
Niet dat wij van die schaatsers zijn hoor. Toertochten langs molens of over Friese meren zijn aan ons niet besteed. Te zwakke enkels, krakkemikkige knieën en opspelende ruggen houden ons klein. Dat neemt niet weg dat we bij onder nul zakkende temperaturen de schaatskoorts voelen oplopen. Want het blijft toch een wonderlijk iets, op gladde ijzers over bevroren water scheren.
Ik kan mijn allereerste slagen nog goed herinneren. Op houten schaatsen die met een soort van stoffen linten om je schoenen werden gebonden. Krengen waren het. Om de paar meter schoven ze ervan af. Had ik maar noren, dacht ik. Mijn jongste heeft het van niemand vreemd. Hij zei ooit, met schoenen aan op de ijsbaan, beteuterd: ‘Hád ik maar schaatsen en kón ik maar schaatsen…’
Als om drie uur die woensdag het werk is gedaan besluiten mijn oudste en ik poolshoogte te nemen. ‘Moet ik m’n schaatsen pakken?’ vraag ik voorzichtig. ‘Volgens mij kan het ja, ik zou het maar doen.’ Even later lopen we tussen de kassen naar achteren. Twee veilingemmers mee, da’s wel zo handig bij het aantrekken.
Het is koud. Het kwik wijst 4 graden onder nul aan. Een strakke wind uit het noordoosten. Ik zie dat mijn zoon zijn smartphone veiligheidshalve op de kant laat liggen. Ik besluit de mijne hoog in m’n jas op te bergen maar haal hem even later toch weer te voorschijn. Er moet immers gefilmd worden? Voorzichtig rijden we ons eerste rondje. Perfect! Ik zet het filmpje meteen op twitter. ‘ Bleiswijks ijs achter de kas.’
Nog geen vijf minuten later. Luid krakend voel ik het ijs onder me wegbreken. Ik duik voorover om m’n mobiel in veiligheid te brengen. Dat lukt wonderwel. Tot m’n onderbroek ben ik nat. Snel terug naar huis, warm douchen.
Toch maar eens horen hoe ze dat in De Lier doen.
Kees van Egmond