’De landbouw moet leren van de natuur. Maar we moeten ons er niet op blind staren. Want landbouw is fundamenteel anders dan natuur.’ Dat stelde prof. dr. Jan Willem van Groenigen tijdens zijn inauguratie op 30 maart als hoogleraar Bodem-biogeochemie aan Wageningen UR.
„Als bodemecoloog moet je voorzichtig zijn met uitspraken als dat de landbouw moet leren van de natuur. Natuur is prachtig en fascinerend, maar ook meedogenloos en oneerlijk. De landbouw is rationeel, kunstmatig. Die twee systemen hebben zeker raakvlakken, maar zijn in de basis geheel verschillend”, vertelt Van Groenigen. „Als we de natuur precies proberen te kopiëren, dan kunnen we ook mooie kansen missen.”
De hoogleraar zet zich in om de rol van het bodemleven te doorgronden ten behoeve van duurzame landbouw. De biodiversiteit in de bodem is ongekend groot, stelt hij. „Bacteriën, schimmels, allerlei beestjes en plantenwortels vormen het meest veelzijdige ecosysteem ter wereld. En al dat leven is de motor achter vrijwel alles dat er in de bodem gebeurt.” Van Groenigen onderzoekt onder andere de rol van biodiversiteit van regenwormen. Dat doet hij onder meer in een proefopstelling in de buitenlucht, het zogenoemde ’wormenhotel’.
„Wormen zijn goed voor de structuur van landbouwgrond, waardoor lucht en water sneller en dieper doordringen. Maar ze kunnen meer. Ons onderzoek laat zien dat wormen in intensieve landbouwsystemen fosfaat vrijmaken dat vroeger door overbemesting in de grond chemisch is vastgelegd. Een rol die ze in de natuur niet hebben, en waar je alleen achter kunt komen als je als bodemecoloog nauw samenwerkt met bodemchemici en landbouwkundigen.”