De volle kerk wordt verzocht te gaan staan. Het orgel zwelt aan. Boven de mensen uit zie ik de houten kist, rustend op de schouders van zoons en kleinzoons. Daarachter komt de rest van de familie. Mijn keel knijpt dicht.
Halverwege de jaren 80 kwamen we hem tegen op de NTV in Bleiswijk. Samen met zijn drie zoons, jongetjes nog. De man met dat karakteristieke stemgeluid. Als je hem belde dan wist je, het komt in orde. ‘Daar heb ik wel iemand voor.’ Zoals die keer toen we hem vroegen of er bij ons iemand kom komen frezen. Dat hebben we geweten. Nu nog, bijna dertig jaar later, een paar keer in de week.
En welke tuinder in het Oostland heeft níet geprofiteerd van zijn loonwerkzaamheden? Een kraantje om een silo te graven, trekkers om een kas leeg te ruimen of juist vol te rijden met boomschors of oude stalmest. Moest er een filterput vernieuwd worden in de sloot, je hoefde maar te bellen en er kwam iemand. Alsof ze de hele dag op een bankje op jou zaten te wachten.
We zagen elkaar bij de notaris toen hij een tuin van ons overnam. Die derde locatie ging ons opbreken en hij zocht grond om zijn bedrijf te verplaatsen. Of hij van de gemeente toestemming zou krijgen wist hij nog niet, maar hij kocht het. De vergunning kwam er jammer genoeg niet. Nog steeds voelt het alsof hij vooral wilde helpen.
En hoe goed moet je los kunnen laten als je een loonbedrijf hebt? Elke morgen stuurde hij ze weer op pad. De een met een graafmachine, de ander met een trekker en twee aanhangers. Natuurlijk ging dat weleens mis. Maar dat droeg hij ze niet na. Het belangrijkste was of je ervan leerde. Zeg zelf, zo’n werkgever gun je toch iedereen?
In de dankdienst voor zijn leven klinkt die echo na. Hij wist zich klein en nederig. Afhankelijk van zijn God. Geen strenge meester maar een Vader. In dat vertrouwen stierf hij. En zo werd hij begraven in de grond waar hij zijn leven lang mee bezig was. Jaap van Etten. Gezaaid als een korrel. En een beetje tuinder weet wat er dan gebeurt. Want op een dag…