‘De buxusrupsenbestrijder is overal uitverkocht. Heeft u geen middeltje toevallig?’ Een appje van mijn dochter. Ik probeer tijd te winnen en stuur terug dat we het er wel even over zullen hebben op de tuin. Want ik kan toch niet zomaar…?
‘En dan?’ schrijft ze. ‘Want u hoeft het niet te bestellen hoor… We hebben het vandaag nodig! Dan gaan we nog even rondbellen.’ Wel ja joh. Kennelijk heeft ze nog meer van die adresjes. Ik laat het maar even op z’n beloop.
Een uur later het volgende bericht: ‘We hebben bij Overvecht het laatste pakje weten te bemachtigen!’ Ik stuur een grote duim terug. ‘Welk middel is het?’ ‘Spruzit of zo.’ Nooit van gehoord. Maar prima, want ik kan toch niet mijn bewijs van vakbekwaamheid in de waagschaal stellen door daar met een masker op in de wijk te gaan lopen spuiten…
De dag ervoor, op Hemelvaartsdag, had ik het met mijn eigen ogen gezien. Hoe de buxusplanten werden geterroriseerd door grote rupsen. Hoe langer je keek, hoe meer je er zag. Ik was eerlijk gezegd blij dat het bij hen in de tuin was en niet bij ons in de kas. En het bevestigde de geluiden die we van anderen in de omgeving ook al hadden opgevangen: dat de buxusmot een ware plaag is geworden. Goede raad is duur.
Jaren geleden had je op zaterdagochtend Krijn Spaan op de radio. Dé vraagbaak voor luisteraars met problemen op het gebied van snoeien, bestrijding van schimmels, ziekten en andere plagen. Overal een oplossing voor. Vandaar ook zijn boek Probleemloos tuinieren.
Kijk, naar zoiets ben ik nu al jaren op zoek voor in de glastuinbouw. Heerlijk lijkt me dat. Deze Krijn antwoordde steevast op vragen over plagen: ‘Een plantenspuit met wat zeep en spiritus! En flink hard spuiten!’ Wellicht dat de buxusrupsen er ook voor op de loop gaan? Naar de buren misschien?
Of, en dat lijkt toch wel het ei van Columbus, je schaft een paar loopeenden aan. Die zijn er gek op, zo blijkt uit een filmpje. Maar wel een halsbandje om doen of een touw om de nek. Anders zijn het zomaar op-de-loopeenden.
Kees van Egmond