Zeg bijvoeren en de meeste siertelers weten waar het over gaat. Vooral degenen die roofmijt Amblyseius montdorensis gebruiken tegen trips. Geef die bestrijder voermijten, dan stijgt zijn populatie hard. Maar ook andere roofmijten gedijen beter bij extra voedsel. Zeker in het voorjaar, als plagen opkomen, is dat nuttig. De doorbraak van roofwants Orius laevigatus in de sierteelt hangt ook nauw samen met voedsel. Goed voeren, dat is de kunst.
In de basis is het simpel. Roofmijten zoeken net als plaaginsecten het voer dat het makkelijkst verkrijgbaar en het lekkerst is. Ze krijgen nageslacht in de buurt van voedsel en op een veilige plek. Is er veel en goed voedsel, dan zijn er meer nakomelingen. Is er veel concurrentie, dan volgt verhuizing.
Dynamisch evenwicht
Het evenwicht tussen trips, roofmijt en voermijt is dynamisch. Het bepalen van het meest effectieve bijvoerschema is mede daarom een puzzel die vaak per bedrijf, gewas(-type), plaag, klimaat en jaargetijde opgelost moet worden. Dat is vrij vergelijkbaar met het bepalen van een bepaalde strategie met biologische bestrijders. Zulk onderzoek met bijvoeren geldt inmiddels voor veel roofmijten. Zelfs in schema’s met de roofmijten in linten of zakjes, want ook dan kan bijvoeren nuttig zijn.
Kooiproeven bij chrysant
De ‘puzzel’ oplossen gebeurt in chrysant momenteel in een vrij uniek onderzoek bij Proeftuin Zwaagdijk. Op verzoek van de landelijke gewascommissie chrysant en ChrIP (Chrysanten Innovatie Programma) worden kooiproeven gedaan met verschillende voermijten en roofmijt A. Montdorensis. Alle toeleveranciers van biologische bestrijders werken mee. Welke combinatie werkt het beste tegen trips en welk effect heeft een strategie van voeden (soort mijt, hoeveelheid en frequentie)?. Dat zijn enkele vragen waar onderzoeker Jeroen Sanders van Proeftuin Zwaagdijk komende maanden mee aan de slag gaat.
Het omslagverhaal van het Vakblad van week 19 gaat over bijvoeren. Online het te lezen via deze link (na inlog)
