Het is een kunst om als hovenier te werken in het centrum van Amsterdam. Niet alleen om het logistieke gedeelte maar om de mensen die er wonen.
Ik kreeg een ontwerpopdracht voor een binnentuin van 1.000 m2. De opdrachtgever was een zeer vriendelijke Amerikaan. Hij wilde van de mossige donkere tuin een mooie tuin maken. Deze tuin grenst aan dertien achtertuinen, een ongeluksgetal.
Lang geleden is de grond van deze tuin gesaneerd. De tuin werd opgehoogd en opnieuw beplant. Degene die heeft bedacht dat er vijftien Chamaecyparissen leylandi’s moesten komen, zou ik graag een keer spreken. Ooit bedoeld om de inkijk weg te nemen. Ze zijn nu minstens twintig meter hoog. Het gevolg is dat de bomen hun doel voorbij zijn geschoten. Er is inmiddels inkijk onderdoor en weinig licht meer in de tuin, ook niet in de tuinen van de buren.
Door deze coniferen en het blad van de eik en de Acer is de bodem goed verzuurd geraakt. De ongezonde stadsduif schijt er lustig op los. Zij beschouwen het als hun park, even bijkomen van al het fastfood dat zij hebben genuttigd. Maar buiten de zure gesteldheid van de grond weet ik na een intensieve periode van aanleg en onderhoud dat de buren mee verzuren.
Het aanleggen had nogal wat voeten in de aarde. Vele kuubs zand, aarde, pallets met walen en flagstones moesten vervoerd door de steeg van 35 meter lang en nauwelijks 70 cm breed. Een hijskraan was het alternatief, maar al deze materialen in één keer in de tuin laten plaatsen maakte dat er geen ruimte meer was om een tuin aan te leggen. In fases door die steeg dan maar, met alle gevolgen van dien. Ik heb de buren leren kennen en zij mij.
De vraag van de bovenbuurman was of we een Berlijnse muur gingen bouwen toen de acht pallets met tweedehands waaltjes uit Zwolle naar achter werden gekruid. Ik zal jullie zeggen: ik had er bijna zin in…