Ik ben op de nieuwjaarsborrel van een van de grootste bouwbedrijven uit de streek. Alles uit de bouw is is hier aanwezig. Van aannemers en architecten, tot bankiers, notarissen en wethouders. De hele rimram.
Het hoogtepunt van de avond is de nieuwjaarstoespraak van de directeur van het bedrijf. En zoals te voorspellen valt, deugt er helemaal niets van. De minister niet. De ambtenaar niet en de rechters van dit land al helemáál niet! Want hij, de directeur moet vooruit! En van al die nietsnutten heeft hij alleen maar last. Schandelijk! Het is crisis! Mensen zoals hij, de directeur van een voornaam bedrijf, die mag je geen strobreed in de weg leggen in het edele streven dit land vol te bouwen… Zucht.
Eigenlijk is dit helemaal niets voor mij. Een beetje luisteren naar een narcistische azijnpisser. En wat doen al die mensen hier? Oké het is gratis en overvloedig. Waarom gunt iedereen deze man zijn podium? Ik wordt er onpasselijk van.
Na de toespraak wil ik zo snel mogelijk weg. Ik heb hier niets te zoeken. Waarom wilde ik hier eigenlijk naar toe?
Bij het toilet loop ik tegen een rijzige man. Jasje losjes over een chique overhemd. Even kijken we elkaar aan en dan is er de herkenning. Hans! Joviaal schudden we elkaar de hand. Hans ken ik nog van vroeger. Hij werkt nu bij een bekend architect als projectleider. “Zou het leuk vinden om een keer met je samen te werken..” Dat beaam ik. We wisselen kaartjes uit en spreken af een keer bij te praten. Wie weet..
Naar huis rijdend neurie ik mee op een wijsje op de radio. Maar ik kom niet op de tekst. “Tudu… tudu-tudu-tudu…” Dan komt het refrein en met volle borst zing ik mee:
“Always look at the bright side of life… Tudu… tudu-tudu-tudu…”