Carnaval hakte er te stevig in voor mij dit jaar. Waarschijnlijk had dat toch te maken met een soort van midlifecrisis waaraan ik niet wilde toegeven. En dus stortte ik mij gewoon als een jonge hond maar liefst zes (!) dagen in het gedruis.
Om te laten zien hoe jong ik nog ben, haalde ik het ook nog in mijn hoofd om met zes kameraden een dance-act op te gaan voeren. Onze vrouwelijke Antilliaanse coach zag dat helemaal zitten en maakte een wervelende choreografie. Toen ik mijn dochter in het publiek zag zitten, terwijl ik op het podium in mijn onderbroek uitschreeuwde ‘I am sexy and I know it’ begreep ik de blik in haar ogen. ‘Best grappig maar beter niet meer doen’, was het devies.
Uiteraard werd ik daarna ook nog afgestraft door Moeder Natuur. Want mijn weerstand was na het nuttigen van al dat bier en vette hap tot een minimum gedaald. En dus zat deze vijftiger op dag zeven onder een deken te rillen op de bank en sprak alleen nog de woorden ‘het doet overal pijn’. Mijn puberdochter hoefde ditmaal opnieuw niets te zeggen: haar blik sprak ook nu weer boekdelen.
Ik besloot er mijn voordeel mee te doen: had me nog geen vijf minuten bezig gehouden met de verkiezingen en wilde toch op 15 maart een goede keuze maken. En dus keek ik naar veel politiek en verplichtte ik mezelf tot het aanschouwen van het Carré-debat.
Eén persoon kreeg in elk geval mijn stem niet: de architect van de Wet Werk en Zekerheid mochten ze van mij meteen naar huis sturen: wat een blamage. Ik liet me ook niet leiden door vriendelijk kijkende lachende gezichtjes die loze beloftes doen. Als ik iets had geleerd in de afgelopen dagen, dan was het dat je realistisch moet blijven.