De bestrijding van de Amerikaanse vogelkers in onze natuurgebieden heeft al veel mankracht en miljoenen euro’s gekost zonder overtuigend resultaat. Ruim een eeuw na introductie van deze vogelkers wordt zij wel langzamerhand opgenomen in het menu van verschillende inheemse soorten, waaronder de parasitaire schimmel Taphrina farlowii. Dat meldt de Nederlandse Mycologische Vereniging op de website Naturetoday.nl.
In het begin van de 20e eeuw werd Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) overal in Europa in de bossen aangeplant als een gunstige begeleidende boomsoort in dennenbossen. Al snel bleek deze soort een lastig onkruid en groeide uit tot een van de ergste plagen in de bossen. Zij werd hierdoor al snel omgedoopt tot bospest. Zij is daarna vooral een invasieve exoot gebleken in open terreinen als heide en duinen. Vanaf de jaren vijftig in de vorige eeuw wordt de soort al bestreden, zij het met wisselend succes.
Parasitaire schimmel
De parasitaire schimmel Taphrina farlowii, een Nederlandse naam ontbreekt nog, is een ascomyceet, een schimmel waar de sporen in zakjes worden gevormd. Zij veroorzaakt blaarvormige vergroeiingen op de bladeren van de Amerikaanse vogelkers, die soms fel rood verkleuren. Op dit vergroeide oppervlak worden de sporen gevormd. Kort na de sporenvorming sterven de bladeren en soms hele scheuten af. Verder kan ook de bloeiaar worden aangetast. Hierbij treedt er een vergroeiing op van de bloemen, de bloemonderdelen veranderen in kleine, wat kroezige groene blaadjes en vruchtvorming blijft hierdoor achterwege.
Tekst en foto’s: Kees Roobeek, Nederlandse Mycologische Vereniging