Bij ons was het altijd heel gewoon. In het voorjaar sliepen er Duitse toeristen bij ons in huis. ‘Zimmer mit frühstuck’. Mijn moeder ontpopte zich als de ideale gastvrouw en ook al sprak zij amper drie woorden Duits, de verstandhouding was altijd opperbest.
Voor mijn broers en mij kwam het hoogtepunt van de dag ná het frühstuck. Nadat de gasten ontbeten hadden, waren de restjes voor ons. Krentenbrood met dik roomboter. Daar vochten we om!
Als warm welkom hadden we een klein kneuterig voortuintje. Een grasveldje met een perk tulpen, groepjes hyacinten en een heg. Kijkend naar de foto’s uit mijn jeugd, zie ik mezelf staan in het bleke voorjaarslicht in ons aangeharkte tuintje, de haartjes gekamd, poserend in mijn mooiste kleren. Mijn moeder op haar paasbest trots aan mijn zijde. Met dank aan de badgasten…
En nu, meer dan 40 jaar na dato, herleven oude tijden. Van Jacqueline van der Kloet, mijn grote idool op het gebied van beplantingen, heb ik een nieuw boek met de veelzeggende naam ‘Tuinen van nu’. Maar als ik naar de omslagfoto kijk, zie ik tóch ineens weer dat tuintje van vroeger. Met een gazonnetje en rijtjes tulpen in het voorjaarslicht. Alleen dat mollige ventje in zijn paaspakje ontbreekt…
Hoe is het mogelijk! Waar zijn die ‘moderne’ strakke statustuinen gebleven? Is het uit sentiment, dat we dit weer mooi vinden? Willen we terug naar het gewone en natuurlijke? Met dank aan de crisis?
Onze hernieuwde aandacht voor tuinieren staat niet op zichzelf. We willen weer meer zelf doen en zelf ontdekken. Net als in de jaren zeventig, maar met nieuw elan. Hoveniers zouden zich wat minder met trendy artikelen bezig moeten houden en meer met de basale zaken die een tuin tot een tuin maken: een plek omzoomd door een heg met een gazon en een perk planten. Gun je opdrachtgever het genoegen van de tuin ‘als tuin’ en laat oude tijden herleven met de ideeën van nu. Mét of zonder roomboter.