Op 15 januari was het dan zover: het examen winterkenmerken. Samen met het praktijkexamen dat voor juni gepland staat, is dat de toets die het meeste losmaakt onder de eerstejaars. Al weken zijn we in de kelder van het Edudeltacollege aan het studeren op de takken die docent Jan voor ons heeft geknipt.
18 bomen en 29 heesters moeten we herkennen. Dat lijkt misschien weinig, maar als je nog nooit echt goed gekeken hebt, is dat nog een behoorlijk pittige taak.
Leren kijken als een tekenaar, daar draait het allemaal om bij het benoemen van de takken in hun winterse toestand. Bij elke kale tak stelt Jan ons dezelfde simpele vraag: ’Wat zie je en wat zegt dat over de tak?’
Nu ik dat kijken onder de knie heb, is er een wereld voor me opengegaan, dat kan ik je wel vertellen. De takken lijken me het nu zowaar toe te schreeuwen wat ze zijn. Neem het groene wasachtige laagje van Laburnum x watereri ’Vossii’, of de de wit bepoederde takken van Populus alba, de fluwelen knoppen van Magnolia soulangeana of de kurklijsten van Acer campestre – waarom heb ik al die dingen niet eerder gezien???
Ook minder in het oog lopende kenmerken worden opeens opvallend nu ik écht goed kijk. Neem de eironde afgeplatte knopjes van Corylus avellana, de takdoorns mét knopjes van Prunus spinosa, de bloemresten van Deutzia gracilis of het zeshoekige hout van Viburnum opulus. Het is alsof ik in het diepe ben gesprongen en onverwacht blijkt dat ik kan zwemmen: opeens weet ik de weg in die voorheen grijzige berg van allemaal op elkaar lijkende takken. En met mij mijn klasgenoten: het regende tienen.