In gesprek met een jonge hovenier bleek maar weer eens: bedrijfsopvolging binnen de familie gaat niet vanzelf. Ondernemers hebben vaak hun hele leven aan iets gebouwd wat zij moeilijk los kunnen laten. Het stokje overgeven is een lastig en emotioneel proces.
Zelf wilde ik al vanaf mijn elfde bij mijn vader in het tuindersbedrijf. Ik vond het heerlijk om met hem samen te werken. Altijd buiten op het land en mee naar de veiling. Tot mijn broer in de zaak ging. Ik zag hoe mijn vader niet los kon laten en er bij ons thuis nergens anders meer over werd gepraat als over wortelen…
En dus koos ik mijn eigen weg. Mijn vader bleef mijn vader en ik de zoon. Nooit heeft iets die rolverdeling in de weg gestaan.
Bij bedrijfsopvolging is dat anders. De relatie verandert en dan met name de gelijkwaardigheid. De vraag is of je gelijkwaardig het gesprek aan kunt gaan en daar openhartig in kunt zijn. Je visie, je ambitie, je angst…
Eigenlijk zou ik aspirant-troonopvolgers willen adviseren om even weg te gaan uit die vertrouwde omgeving van dat familiebedrijf. Iets doen wat voor allebei nieuw en onbekend is. Een reis maken, een nieuw doel, een avontuur. Samen op wildlife in Kenia, de Kilimanjaro beklimmen, zoiets.
Het leuke is dat vader en zoon elkaar opnieuw ontdekken… en elkaar nodig blijken te hebben. Want zonder samenwerking geen succes. En dat is precies wat er moet gebeuren. De vader-zoon-relatie wordt een hecht partnerschap. Gelijkwaardig en wederzijds afhankelijk. Samen sterk. Een voorwaarde voor een succesvolle toekomst.
Spijt heb ik nooit gekregen van mijn keus voor het hoveniersvak, los van het familiebedrijf. Maar ik denk er nog wel eens aan… hoe hij zou zijn geweest… als maatje…