Na jaren van afwezigheid ben ik er dit jaar weer bij: de tuinmarkt in Noordwijk. In de lommerrijke Voorstraat herrijst elk jaar een gezellige potpourri van kraampjes met allerhande tuinspullen. Van rozen tot brocante en van theeservies tot babykleertjes. En dat allemaal onder de noemer ‘tuin’.
Meer dan tien keer heb ik er aan meegedaan. Sfeervolle presentaties waren het. Met buxus, lavendel en klimop. Tot ik er genoeg van had. Zeker, ze waren succesvol, die deelnames aan de tuinmarkt. Tientallen opdrachten zijn er uit voortgekomen. Het was meer, hoe zal ik het zeggen, dat ik er een beetje genoeg van had. Elke keer weer dat hele gedoe. Kortom, ik bedankte voor de eer.
„Die Noordwijkse tuinmarkt, lijkt je dat niet weer eens leuk om aan mee te doen?” Mijn vrouw zegt het terloops en eigenlijk lijkt me het wel een goed idee. Mijn inschrijving wordt meer dan enthousiast ontvangen. De marktmeester geeft me een opvallende plek onder voorwaarde: ‘uitpakken net als vroeger’. Dat beloof ik.
En nu zit ik voor mijn bureau. Niet wetende wat te doen. Ik denk terug aan al die oude inzendingen. Iets in die trant? „Het oude willen reconstrueren is het nieuwe smoren,” schreef Arthur Japin. Het liefste zou ik het nieuwe tot leven willen wekken. Wat nou buxus en lavendel. Het zijn de ontheemden uit het Midden-Oosten die onze wereld kleuren.
In FOAM in Amsterdam zie ik een tentoonstelling van fotograaf Henk Wildschut: Calais – From Jungle to City. Voor mijn geestesoog verschijnt midden in de decadente Voorstraat, een hutje met wilde bloemen en een hekje van petflessen. Dát zal ogen opzetten! Dát zal de mensen wakker schudden uit hun tuinromannetjes met hortensia’s.
Dochter Loes is minder enthousiast. Nadat ik haar mijn controversiële ideeën mail, schrijft ze me:
„Hahahaha leuk ideegaan we niet doenWil je jezelf vestigen als tuinenverkoper of wil je ontdekt worden als kunstenaar?Verkopers zijn over het algemeen niet controversieel want dat schrikt klanten af”
Daar kan ik het mee doen.