Ik voel me net een deelnemer aan het tv-programma ‘Heel Holland Bakt’ als mijn zojuist omgespitte zandperceeltje geïnspecteerd wordt door docent Kees Verhagen én de rest van de hoveniers in spe. ‘Voor de voet op spitten’ was de opdracht op deze eerste praktijkdag in de schooltuin van de locatie in Sommelsdijk.
Mijn perceel is niet consequent gespit en ik moet oppassen dat mijn voor niet te breed wordt, luidt het oordeel van Kees. Bovendien moet het sneller. Zo gaan we alle twaalf de percelen af. Niet slecht voor een eerste keer, vindt Kees, maar het kan altijd beter. En net als in het bakprogramma, lijken ook hier diegenen die echt aanleg voor het hoveniersschap hebben, er nu al uit te springen: hun percelen liggen er onberispelijk bij. Al plaatst Kees wel meteen de kanttekening dat in de praktijk de baas en de klant vooral snelheid zullen waarderen.
’s Middags krijgen we onze tweede ’technical challenge’: het uitzetten van een vlak van 2 bij 3 m. We gebruiken voor het eerst de aangeschafte piketten, het metseldraad en de haakse hoek. Door middel van de kielsteek moeten we het vlak keurig scheiden van de rest van het zand. Dan blijkt meteen waarin de meesten van ons de fout zijn ingegaan: het metseldraad staat niet strak gespannen en hangt bovendien veel te hoog boven de grond. Een nette kielsteek maken is daardoor onmogelijk.
Tot slot harken we ons vlak in het ’s ochtends geleerde vissengraatpatroon. ‘Harken? Dat kan toch iedereen?’ Van die aanname ben ik teruggekomen, want ik blijk mijn hark meer als een soort pendule heen en weer te bewegen dan dat ik het zand laat ‘zingen’, zoals Kees het keer op keer voordoet: ‘Hoe oppervlakkiger je door het zand gaat, hoe mooier het zingt.’ Tja, dan mag ik nog wel even oefenen, want ik heb nog geen halve noot uit mijn hark weten te wringen.
‘Meesterhovenier’ van de week ben ik dan ook zeker niet geworden.