Het is zondagochtend zes uur. Ik moet er uit. Heb amper een uur geslapen maar ben klaarwakker. De hele nacht heeft het gestormd met zware onweersbuien. Twee keer ben ik er uitgegaan om te kijken of we goed lagen. Het anker hield. Het schip ligt zo vast als een huis.
Als ik buiten kom merk ik pas echt hoe hard het stormt. Een dikke 7 schat ik. Als ik om me heen kijk zie ik een oneindig niets. Aan de einder vermoed ik een vuurtoren. We zijn drooggevallen op een plaat midden in de Waddenzee. Dit is dus wat ze noemen een ‘oceanisch ruimtebesef’.
Inderdaad, je besef van tijd en ruimte vervaagt. Een vloeibare wereld. Ik stap over de de rand van het zwaard en laat me vallen in het losse zand. Vaste grond onder de voeten. Elke keer dat ik dit meemaak ben ik diep onder de indruk. Al die miljarden kubieke meters water zijn verdwenen, simpelweg door de aantrekkingskracht van een paar hemellichamen.
Ik loop om het schip. We liggen precies goed. Twintig meter verder en we hadden half in de geul gelegen, oncomfortabel scheef. Soms moet je geluk hebben…
Met de hond verken ik de kleine plaat. Amper 50 bij 200 meter. Het zand is hard en droog. Hier geen slib, daar stroomt het te snel voor. Het patroon in het zand, achtergelaten door de golfjes, is werkelijk schitterend. Ik loop, nee, schrijd, over dit door moeder natuur neergelegde kunstwerk. Elke oneffenheid voel ik, elk schelpje, elke zandkorrel. Rondom een dode krab is het patroon anders, langgerekter, met meer schelpjes. Het hele systeem van eb en vloed is erin weerspiegeld. Deel in geheel. Twee uitersten, het vloeibare en het tastbare, verzoend op deze plek. Het maakt me nederig, dankbaar dat ik dit mag beseffen.
Zo had Aldo van Eyck het bedoelt. Het tussenrijk van de plek, een inbetween… daar waar zee en land samenkomen:
‘Take off your shoes and walk along the beach through the ocean’s last thin sheet of water gliding landwards and seawards. You feel reconciled in a way you would not feel if there were a forced dialogue between you and either one or the other of these great phenomena. For here, inbetween land and ocean – in this inbetween realm, something happens to you that is quite different from the seaman’s alternating nostalgia. No landward yearning from the sea, no seaward yearning from the land.’
Ik klim weer aan boord en ben terug in onze capsule. Terug in ruimte en tijd. Eens kijken of er al koffie is…