Een beetje tuinontwerper houdt rekening met de ‘genius loci’, de geest van de plaats, dat wat de plek speciaal maakt. Niemand weet wát de genius loci precies is. Waar wordt het door gedefinieerd? En is er wel één genius loci of kan iedereen een andere vinden? Want de invloed van een landschap wordt niet door iedereen hetzelfde ervaren. Openheid kan als ruimte en vrijheid voelen, maar ook als beangstigend. Net als afgesloten ruimtes beklemmend of juist veilig kunnen voelen. Sfeer, karakter, grondsoort, eigenheid, vormgeving, energie, architectuur, gevoel. Al die onderdelen bepalen mede wat de genius loci is.
Bij groen erfgoed hebben we voor- en nadelen als we rekening houden met de genius loci. Voordeel is dat het plekken zijn met een sterk karakter, vaak gedomineerd door een imposant gebouw. Het landschap is meestal beheerd met een lange termijn visie in gedachten. Nadeel is dat deze plekken gevoelig zijn voor modes en grillen doordat de eigenaren de financiële middelen hadden om ruimtes radicaal anders in te delen. Van geometrische lijnen en strakke vormen naar landschappelijke op natuur geïnspireerde ontwerpen; een nieuwe bewoner kon zomaar alles omgooien.
Dus voor iedereen die met groen erfgoed aan de gang gaat, is het een helse klus om te bepalen wat die genius loci nu is. Monumenten willen we meestal in stand houden. Maar welke laag van het groene monument willen we bewaren? Is het een rigide bevriezen, of mogen we een nieuwe laag aanbrengen? De waardebepaling in de historische gelaagdheid moet het uitgangspunt zijn voor actie. Van mij mag je een supermoderne laag aanbrengen bij een oud landgoed, of alles conserveren in dezelfde staat. Als je maar kan uitleggen waarom je welke keuze maakt. Bepaal de waarde van elk element en zorg dat jouw ontwerp of beheer iets toevoegt aan de genius loci.
Herkenbaar verhaal. Gedegen inventariseren (onderzoek) en analyse zijn fundamenteel. Volgens mij is elke plek op die manier te duiden. De ene keer makkelijker dan de andere keer.