„Hallo Mark, kun je eens langskomen? De tuin is zo’n last geworden.” Ongeveer in deze bewoording werd ik een maand geleden door een klant benaderd.
Een vraag die er aan zat te komen. De tuin was immers het geesteskind van haar man. Een tuinman in hart en ziel, die enkele jaren terug is komen te overlijden. Van een tuinleek heeft ze zich de afgelopen jaren het tuinieren eigen gemaakt, en de tuin zo goed en zo kwaad als het kan in ere gehouden.
Maar nu is het punt aangebroken dat de tuin, meer háár tuin moet gaan worden. Dat de tuin zoals we dat dan noemen ‘levensloopbestendig’ wordt. Als je in de theorie hierover duikt, gaat het steevast over een efficiënte, eerder rechtlijnige indeling; brede, vlakke, stroeve paden, en overzichtelijke, liefst verhoogde, borders. Veel minder gaat het over emotie, de betekenis van de tuin, het plezier uit je tuin halen.
Het leidmotief is zo vaak een onderhoudsarme tuin. Maar moet het er niet om gaan dat je een tuin behoudt waar je energie van krijgt? Het lijkt me essentieel om te achterhalen wat de tuineigenaar als last, en wat als lust ervaart.
Als je als persoon nu helemaal gelukkig wordt van een stukje intensief wieden of een hegje knippen, dan moet dat in zo’n tuin zitten, afgepast op wat men aankan. Een tuin moet interessant blijven, zodat je naar buiten wil, er in wil verblijven en wroeten. Een tuin, niet enkel aangepast aan beperkingen, maar ook aan de behoeftes.
Ondertussen zijn we met de update van de tuin begonnen. Met de ideeën van haar man gaan we verder. De verschillende kleurencombinaties en planten met emotionele waarde blijven. Maar alle kleine haagjes en elementen die te veel energie en aandacht vragen, gaan de deur uit. Een toekomstbestendige tuin, is er één die werkt voor jou.