Wie één leven redt, redt de wereld. Dat geldt ook voor bomen denk ik.
Ik reed laatst door een straat waar ik twintig jaar geleden bij een oude man een haag aan het snoeien was. De buurman hiervan, een Hagenees neergestreken in het oosten des lands, kwam vragen of ik ook even bij hem in de tuin kon komen kijken. Natuurlijk.
„Kijk”, zei hij, „die berk, die neemt teveel licht weg. Die moet getopt worden.” En hij keek mij vragend aan. „Eeehm, een berk kan je eigenlijk niet toppen”, was mijn antwoord. „Dat kan wel”, zei hij uitdagend.
Ik schatte de situatie in en zei toen: „Nee, want dan verkracht je zo’n boom. Maar je kan wel deze conifeer weghalen, die conifeer toppen, die hulstenrij terugzetten en snoeien als een haag. En dan is je tuin weer in balans én heb je veel meer licht in je tuin.” De man nam mij nog eens vorsend op, dacht even na, en zei toen: „Oké, doe dat maar.”
Een paar jaar later herhaalde dit zich. Weer moest ik mij melden en kreeg ik de mededeling dat de boom toch echt te groot werd en teveel licht wegnam. Toen is het gelukt om de boom op te kronen en meneer te wijzen op het (wederom) achterstallig onderhoud van de rest van de tuin.
We schrijven vier jaar later. Wederom de haag bij de buurman aan het snoeien, kwam meneer nu op stoom direct binnen. Nu moest die boom toch echt helemaal weg! Na enig praten werd mijn voorstel om de boom vakkundig uit te lichten aanvaard. „Jij bent wel eigenwijs hè,” kreeg ik nog mee.
Gelukkig wel. Het is de enige echte boom achter een lange rij huizen en hij staat nog steeds. Glimlachend herinner ik me hoe ik die eerste keer de ladder op klom en nét iets te hard ‘Oh oh Den Haag’ begon te zingen.