Het gemiddelde inkomen uit het bedrijf in de glastuinbouw wordt dit jaar geraamd op circa €162.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid (oaje). Dat is een daling van 25% ten opzichte van het topjaar 2017 waarin het gemiddelde inkomen op €215.000 lag. Zowel snijbloementelers, pot- en perkplantentelers als glasgroentetelers moeten het dit jaar met minder inkomen doen. Wel behoren de inkomens in de glastuinbouw tot de hoogste in de land- en tuinbouw, zo blijkt uit de inkomenscijfers die Wageningen Economic Research (WER) gisteren bekendmaakte.
Voor snijbloemenbedrijven ramen de WER-onderzoekers het gemiddelde inkomen dit jaar op €118.000 (2017: €141.000). Voor pot- en perkplantenbedrijven gaat het om €143.000 (2017: €215.000). De inkomensdaling in deze sector is volgens WER vooral toe te schrijven aan de slechte prijzen voor potorchideeën. Voor glasgroentebedrijven raamt WER het gemiddelde inkomen dit jaar op €219.000 (2017: €296.000).
Hoewel de inkomens in deze glasgroente-, pot- en perkplanten en snijbloemensector dit jaar dus fors dalen, zijn het binnen de totale land- en tuinbouw wel de sectoren waarin relatief de hoogste inkomens worden behaald.
Hoge gasprijs
Dat het gemiddelde inkomen in de glastuinbouw dit jaar sterk naar beneden is gegaan, komt doordat de kosten sterker stijgen dan de opbrengsten. Zo stegen de prijzen voor chrysanten het afgelopen jaar met 8% en die van perkplanten met 4%. Daartegenover staan echter stijgende aardgas- en elektriciteitsprijzen. „Bij veel tuinders verliep in 2018 het meerjarige gasafnamecontract. Er werden daardoor dit jaar veel nieuwe contracten afgesloten tegen hogere prijzen”, aldus WER-onderzoeker Jan Benninga. Teruglevering van WKK-stroom aan het net kon de gestegen energiekosten niet compenseren. Behalve energie vormde volgens Benninga ook uitgangsmateriaal een forse kostenpost voor glastuinders.
’Tuinder herstelt nog van crisis’
Uit de inkomenscijfers is volgens Benninga op te maken dat veel sierteeltbedrijven onder glas, acht jaar na dato, nog steeds herstellende zijn van de economische crisis. Meer dan de helft van de sierteeltbedrijven onder glas heeft een positieve netto kasstroom en is daarmee in staat te investeren. „Toch zie je dat veel bedrijven niet of nauwelijks afschrijvingen hebben. Ook investeert de sector niet of nauwelijks in arbeidsbesparende investeringen. Daarentegen investeren tuinders wel in onderhoud en doen ze (extra) aflossingen.”
Die ontwikkeling is volgens hem sinds 2010 – ’hét crisisjaar’ – te zien. „De rentabiliteit is sinds 2012 boven de 100. Het zijn vooral de 20% aan toppers onder de sierteeltbedrijven onder glas die het gemiddelde omhoogtrekken.”
Jaarlijks houdt volgens WER 6% van de glastuinbouwbedrijven op te bestaan. „De slechtst presterende bedrijven zullen het eerst vertrekken. De gemiddelde rentabiliteit van de overblijvende bedrijven verbetert daardoor”, aldus Benninga.