Blauwzuurgas, DDT en parathion. Stoffen met een beruchte reputatie uit een tijd dat gewasbeschermingsmiddelen nog landbouwgif heetten. De geschiedenis van de gewasbescherming is ook de geschiedenis van het milieubewustzijn. Met vallen en opstaan, en soms met stevige tegenzin, heeft de glastuinbouw gewerkt aan een verkleining van de milieufootprint. Anno 2020 hebben veel glastuinders de laatste stap gezet: een emissieloze teelt.
Blauwzuurgas, een kleurloos gas dat werkt op het zenuwstelsel en de ademhalingsorganen, kan worden ingezet tegen bladluis, trips en wittevlieg. Het poeder moet tegen de avond op droge paden in de kas worden uitgestrooid. De teler moet een speciaal gasmasker dragen en het poeder zo uitstrooien dat hij bij de uitgang eindigt.’ Deze methode om wittevlieg te bestrijden wordt in 1970 uitgelegd in Bloemisterij. ’Het tegengif is amylnitriet”, staat er bij. ’Dit kan het leven redden indien het snel na een vergiftiging wordt toegediend.’ Goed om te weten.
Op zoek in het archief van het Vakblad naar de geschiedenis van de gewasbescherming, kom je bizarre verhalen tegen waarbij je je vandaag niets meer kunt voorstellen. Zoals een recept om een zelf spuitmiddel te mengen, waarvan helaas niet zeker is of de planten er wel tegen kunnen. Of de eerste ervaringen met natuurlijke vijanden, voordat deze ontwikkeling werd stopgezet door de ontdekking van chemische bestrijdingsmiddelen. Lees het hele verhaal in Bloemisterij 49 of in het digitale magazine (alleen voor digitale abonnees).