Met de overheid’. ’Goedendag, met Coen, wat kan ik voor u doen?’ ’Beste Coen, volgens onze informatie heeft u een medewerker met een beperking in dienst. Hij ontvangt van ons, aanvullend op het salaris dat u betaalt, een uitkering. Wij willen graag controleren of zijn arbeidsprestatie nog steeds klopt met wat wij hem uitbetalen.’ ’Natuurlijk, dat snap ik, wat stelt u voor?’ ’Kan ik volgende week even langskomen om hem te spreken, en het daarna met u af te stemmen?’ ’Ik heb nu eerst twee weken vakantie, daarna bent u van harte welkom’. ’Hmm, ik moet het rapport voor 1 oktober afhebben, dan wordt het wel erg kort dag.’
Okay, dit telefoontje was ongeveer eind juli, ik was 16 augustus terug van vakantie, maar ik begrijp dat ze bij de overheid erg trage toetsenborden hebben. ’Tsja meneer, dit is een klein bedrijf, ik ben de enige die u te woord kan staan over deze medewerker.’ ’Okay, dan moet het maar.’
We maakten een afspraak voor 17 augustus. Dan heeft de beste man nog zes weken om zijn rapport te voltooien, net genoeg, zou ik denken. En ik het snap het natuurlijk hè, ik ben er een voorstander van dat de overheid goed controleert wie er wat uitgekeerd krijgt. En liefst vooraf zodat er naderhand geen commissie opgericht hoeft te worden hoe het allemaal zo fout heeft kunnen gaan, om vervolgens een instantie op te tuigen die de schade af gaat handelen, zodat we vijftien jaar later de zaak wel weer rechtgetrokken hebben. Eventueel.
De afspraak is 17 augustus 9.00 in de ochtend. Om 5 voor 9 gaat de telefoon. ’Beste meneer Dekkers, ik heb vandaag geen lease-auto tot mijn beschikking, dus ik moet helaas het bezoek afzeggen. Ik zal schriftelijk een goedkeuring geven om de uitkering met vijf jaar te verlengen.’
Ergens ben ik blij, want eerlijk gezegd is er in de situatie van mijn medewerker niks veranderd. En toch schuurt het, want het kan toch eigenlijk niet waar zijn dit?