De kweker in Nieuw-Zeeland liet zien welke gewasbeschermingsmiddelen hij gebruikt. Niet een maar twee kasten, en allebei vol met middelen in grootverpakkingen. Vooral herbiciden.
Simazin, diuron, gramoxone: enkele namen van onkruidbestrijders die op de verpakkingen zijn te lezen. In Nederland en Europa zijn dit al jaren verboden middelen, maar in Nieuw-Zeeland zijn ze nog altijd toegelaten en verkrijgbaar in de handel. Oude middelen blijven behouden, vertelde de kweker alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, en er komen nieuwe bij. Fijn voor de teelt, maar daar gaat volgens mij dat clean, green image van die eilandengroep down under.
Voor professioneel gebruik hoef je er in Nieuw-Zeeland kennelijk ook weinig moeite te doen. Je moet wel een spuitpasje hebben en een dagcursus volgen om dit te behalen, maar volgens de kweker stelt deze cursus niet veel voor. Ook moet je wel bijhouden wat je spuit, maar de Kiwi vertelde nog nooit een overheidscontrole te hebben gehad.
Spuiten tegen onkruid is dan wel makkelijk in Nieuw-Zeeland, aldus de kweker, maar grondontsmetting is er niet. De onkruiddruk is er bovendien hoog door het lange groeiseizoen – in de meeste landbouwgebieden van het land vriest het bijna nooit. En bepaalde soorten moet je kapot spuiten omdat ze invasief zijn. Zoals gorse, de gaspeldoorn die Britse kolonisten ooit in Nieuw-Zeeland introduceerden als haag.
Door dit soort vroegere introducties is de Nieuw-Zeelandse overheid als de dood voor uitheemse organismen. Die probeert het land ziektevrij te houden, wat al begint bij extreem strenge controles op internationale vliegvelden – douanehonden snuffelen al je bagage grondig na, en als ze maar één appeltje vinden krijg je 400 dollar boete.
Zou er toch een organisme ongezien het land binnenkomen, dan zet de overheid alles op alles om deze uit te roeien met de nodige middelen. Kiwi-kwekers maken zich daarom geen zorgen over een krimpend middelenpakket. Je zou er bijna voor gaan emigreren?
Foto: Arno Engels