Studies naar bijensterfte komen tot tegengestelde conclusies

Twee nieuwe studies over bijensterfte en neonicotinoïden komen tot tegenstrijdige conclusies. Volgens Britse onderzoekers is er verband tussen beiden, terwijl Amerikaanse onderzoekers geen effect zien.

Britse onderzoekers hebben over een periode van 18 jaar gekeken naar data over 62 wilde bijensoorten. Uit de studie bleek dat wilde bijensoorten die hun voedsel uit koolzaad halen gemiddeld drie keer zo veel te lijden hadden onder gebruik van neonicotinoïden dan soorten die hun voedsel niet uit koolzaad haalden.

De onderzoekers vermoeden daarom dat de teruggang in de populatie van bepaalde wilde bijensoorten kan worden gelinkt aan het gebruik van neonicotinoïden.

Amerikaans onderzoek
Amerikaanse onderzoekers hebben in 2013 en 2014 de ontwikkeling van honingbijenpopulaties gevolgd in bijenkasten die waren geplaatst in stedelijke gebieden, op het platteland en nabij landbouwpercelen.

Op basis van hun bevindingen concluderen de onderzoekers dat de invloed van neonicotinoïden op de bijenstand waarschijnlijk laag zal zijn.

Landschapselementen
Middelenproducent Bayer reageerde op het Britse onderzoek dat volgens hen alleen een correlatie aantoont, maar geen oorzakelijk verband.

Volgens Bayer is het landschap in 18 jaar tijd enorm veranderd. Zo kan het verdwijnen van landschapselementen zoals heggen, houtwallen en akkerranden ook van invloed zijn op de achteruitgang van de bij. Dit is in het onderzoek niet meegenomen.