‘Een goed stuk gebak, Puk. Je mag vaker tien jaar in dienst zijn.’ Eindelijk is het zover. Onze Puk heeft het gehaald, een tinnen jubileum.
Hij had het er al drie jaar over: ‘In September 2011, dan werk ik tien jaar hier hoor, en dan trakteer ik. Ik vind het nog steeds heel leuk om hier te werken.’
Van onze Puk zeggen ze dat hij verstandelijk gehandicapt is. Of in ieder geval verstandelijk beperkt. Ja oké, hij kan niet rekenen. 1 + 2 kan 4 zijn, maar soms ook 5 of 8. Garanties dat werkjes die 999 keer goed zijn uitgevoerd, ook de 1.000e keer goed gaan, zijn er niet. Stek steken kan hij echt niet zo snel als de rest van het personeel. Maar wat maakt het uit, hij heeft andere kwaliteiten.
Wie kan er nu met droge ogen zeggen dat het Nederlands elftal een nieuwe spits moet halen en dat, als ze Christiano Ronaldo kopen, ze dan zeker wereldkampioen gaan worden. Wie durft zich openlijk en oprecht af te vragen waar het ezelsbruggetje eigenlijk ligt. Wie kan zeggen dat hij een werknemer is die in tien jaar niet te betrappen is geweest op zelfs maar een spoortje van een ochtendhumeur, een rotdag of een pestbui. Een uur werken met Puk in de morgen is een dag zonder zorgen. Behalve als het til- en trekwerk is, want dan heeft de rug moeite om Puk’s tempo bij te houden.
Omdat Puk dus een paar dingen niet kan, betaal ik een stukje salaris aan hem en het UWV de rest. En omdat Puk mij ook graag blij ziet, levert hij alle enveloppen van het UWV keurig bij mij in. Mag ik weer loonstroken opsturen om te kijken of alles nog klopt. Zoals vorige week alle stroken van maart 2006 tot heden. Iets wat ik in juni ook al had gedaan. Samenwerken met het UWV, dat is ingewikkeld. Na een telefoontje blijkt het iets met een overgeplaatste collega te zijn of zo. Niet voor niets overgeplaatst dus.
Zuchtend geef ik de dikke envelop weer terug aan Puk. ‘Doen ze weer lastig daar op dat kantoor?’ ‘Ja Puk, ze gaan alles weer eens doorrekenen.’ ‘Zal ik die meneer even bellen dat ik hier nog steeds heel fijn werk?’
‘Das een heel goed idee Puk, zo simpel zou het eigenlijk gewoon moeten zijn.’