Hoe gevaarlijk zijn bestrijdingsmiddelen tegen bruine en zwarte rat en de huismuis, rodenticiden, voor roofvogels, uilen, roofdieren, andere muizensoorten of vooral zaadetende vogels? Dat gaat komende maanden onderzocht worden door diverse instanties.
CLM Onderzoek en Advies, Bureau Waardenburg, Dutch Wildlife Health Centre (DWHC), Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) en RIVM gaan in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderzoek doen naar ongewenste neveneffecten van rodonticiden.
De bestrijding van ratten en de huismuis is streng gereguleerd: professionele dierplaagbeheersers mogen rodenticiden alleen na preventieve maatregelen inzetten. Rodenticiden, meestal middelen die de bloedstolling verstoren, bleken in verkennend onderzoek verder in de voedselketen terecht te komen. Roofvogels, uilen en marterachtigen kunnen namelijk ratten en muizen, die zijn vergiftigd met rodenticiden, eten. Andere muizensoorten en kleine vogels kunnen onbedoeld in lokaasdepots komen, en daar het vergiftigd lokaas eten.
Doorvergifting in kaart brengen
Doel van het onderzoek is om de risico’s op doorvergiftiging van rodenticiden naar de niet-doelsoorten in beeld te brengen. Daarbij maken de onderzoekers onderscheid tussen stedelijk, industrieel en agrarisch gebied. De aanpak gaat langs drie sporen:
1) Met cameravallen onderzoeken welke soorten kans lopen in de lokaasdepots te komen.
2) Op vijf locaties waar professionele dierplaagbeheersers doelsoorten bestrijden met zowel rodenticiden als klemmen, in bijvangsten uit die klemmen de rodenticide-concentratie in levers van o.a. andere muizensoorten en wezel bepalen.
3) Controle op rodenticiden in bestaande levermonsters uit de collectie van DWHC en RIVM , afkomstig uit gebieden waar rattenbestrijding waarschijnlijk plaatsvindt.
Het risico op doorvergiftiging naar niet-doelsoorten moet met dit onderzoek duidelijker worden. Eind 2019 worden de resultaten gepubliceerd.
