Vandaag geef ik een ode aan één van de meeste gehate (on)kruiden in onze gazons en tussen stoeptegels. Vele van ons steken hem ook nog steeds uit. Een klusje dat met zijn lange penwortel niet altijd succesvol is. ‘Een bladrozet, gele composietbloemen, pluizenbollen’. Je hebt vast al een idee: de paardenbloem.
Taraxacum officinale, zijn wetenschappelijke naam verklapt het al, is een geneeskrachtige plant die ondermeer vochtafdrijvend werkt. Vandaar dat hij in het West-Vlaams, waar ik vandaan kom, uitgemaakt wordt voor beddenzeiker. Eén van de 91 verschillende benamingen die dit plantje alleen al in Vlaanderen is toebeeld. Het is me helaas niet bekend hoeveel het er in Nederland zijn.
Nu komen er steeds minder van deze gele schoonheden voor. Nog niet zo lang geleden zagen weilanden op dit moment van het jaar volledig geel, nu is dat al snel een uitzondering. Wat wij achteloos zien als één bloem, is in werkelijkheid één van 250 soorten die hier voorkomen. Waarvan zo’n 20 verschillende kunnen voorkomen in onze tuinen. Best een indrukwekkend aantal denkend aan biodiversiteit. Echter, zo’n 50 jaar terug kwamen nog zeker 1.000 soorten paardenbloemen voor in de lage landen.
Wat de bloem echt bijzonder maakt, is dat van de ruwweg 350 inheemse bijen zo’n honderdtal rijkelijk snoept van al het stuifmeel dat ze zo vroeg in het jaar produceren. Daarnaast gebruiken sommige bijen de bloemen ook als een schuilplek op momenten dat er een voorjaarsbui overtrekt. Als je goed oplet, zie je er soms eentje zitten. Een bijzonder veelzijdige plant met tegenwoordig dus zijn eigen feestdag. Elke laatste zondag van april is het voortaan de Nationale dag van de Paardenbloem. Vier jij hem volgend jaar mee?