De toename van het aantal aardwarmteprojecten in Westland verstoort bestaande projecten niet. Ook leidt het niet tot extra risico’s voor bodemtrillingen.
Dat blijkt uit het ontwerp-winningsbesluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voor het eerste aardwarmteproject Trias Westland. Daaruit blijkt dat er zorgen waren over de lagere productie van al langer bestaande aardwarmteput in de Lier na de aanleg van Trias Westland in Naaldwijk in 2019.
De minister besluit dat er geen sprake is van merkbare negatieve interferentie van putten. Dat concludeert de minister na advies van TNO eerder deze zomer. TNO concludeert dat andere processen leiden tot een vermindering van de productiviteit in De Lier. Die vermindering noemt TNO ook zeer minimaal.
Bevingsrisico is laag
De gemeente Westland had met name zorgen over de mogelijke interferentie van de aardwarmtebronnen. De gemeente werkt al jaren aan ontwikkeling van aardwarmte, maar er waren signalen dat er toch interferentie was. Nu die niet is aangetoond, hoeft de minister ook geen rekening te houden met interferentie in het winningsplan door bijvoorbeeld een lagere capaciteit toe te staan.
Ook voor de bevingsrisico’s ziet de minister reden om deze lager in te schatten dan de provincie Zuid-Holland. Zuid-Holland vreest dat de bronnen opgeteld tot een hoger bevingsrisico leiden. De provincie had dan ook verzocht om een uitgebreider meetnetwerk om eventuele bevingen in de toekomst te herleiden naar de aardwarmtebron. Volgens de minister is het KNMI-netwerk gevoelig genoeg voor het lokaliseren van een eventuele beving. De risico’s worden door de minister lager ingeschat, na advies van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Toch is er een risico op een beving.
Het aardwarmtebedrijf Trias Westland moet gegevens aanleveren waarmee de druk in de putten en uitkoeling van het water meetbaar wordt. Dit om effecten als interferentie en risico op bevingen te monitoren nu ook het tweede aardwarmteproject van Trias Westland deze zomer in werking is gekomen.