’Ik wil later boomkweker worden, opa’. Het jongetje kruipt bij de oude, glimlachende man op schoot. ’Vertel eens over hoe dat vroeger ging, u kunt zo mooi vertellen.’
’Het was rond 2008. Ik weet precies wat ik aan het doen was. Ik stond te kijken naar de schade in mijn Prunus. We hadden niet door dat het klimaat veranderde. Dus waren exotische beestjes nog onbekend. Mijn radio stond vlakbij. En daar hoorde ik het woord voor het eerst: crisis. De rillingen liepen over mijn rug, terwijl het toch een graad of 12 was buiten.’
’Een paar jaar later werd pas echt duidelijk wat het betekende. Banken werden van vrienden ineens vijanden. Daarvoor kon alles. Een ondernemingsplannetje, een klein spaarpotje of een lapje grond waren genoeg om zakken geld te kunnen lenen en allemaal nieuwe machines en gebouwen te kopen. En plotseling zeiden ze: ’Sorry meneer, maar dat stukje grond en die gebouwen van u zijn minder waard geworden.’ Heel raar, want er was niks veranderd. Voor mij werd alles juist meer waard, ik hield elke dag meer van mijn bedrijf, ik wou het voor geen bergen goud verkopen.’
’En toen ging het mis. Diezelfde banken roeptoeterden dat we fout bezig waren, dat we moesten kiezen. Of een grote kwekerij, speciaal voor supermarkten. Of een kleintje, met niche-producten. Marketingmonsters doken erop, we deden alles fout en voordat we een plant konden verkopen moest die ineens vreselijk worden toegetakeld met verf of glitters.’
’Echt waar, opa? Wat een verschrikkelijk verhaal. En hoe ging het verder, ging iedereen failliet?’
’Er gebeurde van alles, jongen, er vielen een heleboel bedrijven af. Ergens rond 2020 werd het rustiger. Banken gingen inzien dat de waarde van een bedrijf nooit in geld is uit te drukken. Marketingboys beseften dat verf en glitters de uitstraling van onze planten niet mooier hadden gemaakt.’
’Er bleven wel kwekers over. Kwekers die zich niet af lieten leiden en bleven lachen. Kwekers die verliefd waren op hun bedrijf en hun producten. Kwekers die plezier hadden en dat uitstraalden. En dat is echte waarde.’
’Opa? Mag ik morgen weer met jou naar de kwekerij?’