‘Wat gaan we volgende week doen?’ De vraag overvalt me een beetje. Vandaag stekken we het laatste baantje in de kas helemaal vol. En dan zijn we klaar. Helemaal klaar. Het vuil is geraapt, alle bedden zijn volgestekt, de werkplaats opgeruimd. Klaar.
Voor het eerst in 12 jaar klopt de planning. Eerlijk gezegd klopte de planning zelf altijd wel, maar de uitvoering ervan liet vaak te wensen over. Dat krijg je als je zoveel daghandel doet, geen dag is hetzelfde, en de telefoon regeert. Maar dit jaar is anders. Het zat er al enkele weken aan te komen. De kas werd steeds voller, het steksteken ging in een moordend tempo terwijl het telefoongerinkel langzaam uitstierf en de stroom aan e-mails begon te haperen.
Klaar. Het zal je maar gebeuren. Dat de adrenaline-kick verdwijnt. Dat je na het avondeten gewoon aan een leesboek begint. Dat je voor het slapengaan niet nadenkt over waar je de volgende ochtend mee zal beginnen. Dat je meer tijd voor je hobby’s hebt. Dat je tegelijk met je personeel de pauze begint en eindigt. Of nog sterker, dat je de deur openhoudt voor je personeel als ze naar huis gaan en dat je, als de laatste naar huis is, de deur gewoon afsluit!
‘Als de kas toch vol is, wat ga je volgende week dan doen?’ ‘Ach, doe eens gek, zoek op internet eens een vakantie uit.’ Dat hoef ik thuis natuurlijk maar een keer te zeggen, die vakantie was in een uurtje geregeld. En waar ik andere jaren dus tussen hordes vakantiewerkers sta te genieten, lig ik dit jaar ergens in de zon. Te genieten. Als ie schijnt tenminste.
Klaar ja. En we vertrekken bijna. Toch vlug nog even een lijstje maken, met wat de bedrijfsleider zeker niet mag vergeten te doen. Een to-do-lijstje. Kan snel, we zijn bijna klaar, dus zoveel kan het niet zijn. Misschien is het handig als ik zo’n lijstje ook nog even voor mezelf maak. Twee to-do-lijstjes.
‘Omdat je op vakantie gaat, heb ik even een lijstje gemaakt, met dingen die je niet mag vergeten te doen, en ik heb een lijstje gemaakt met dingen die ik zelf nog moet doen.’ Ik heb echt een bedrijfsleider met een vooruitziende blik. En vier to-do-lijstjes intussen.
Ik pak de telefoon en bel mijn vriendin. ‘Is het goed als we een dagje later aanrijden? Ik ben nog niet helemaal klaar.’
‘Niet helemaal of helemaal niet?’ Ze kent me intussen.