‘Goedemiddag dames en heren, welkom op mijn bedrijfje. Vanmiddag mag ik u een rondleiding geven en vertellen wat wij hier allemaal doen om uw terras, uw tuintafel of border te versieren met vrolijke kleurtjes.’
Het gezelschap stond in een halve cirkel om me heen en ongeveer vijftig paar verrimpelde ogen keken me geïnteresseerd aan. Ik scande de groep snel om te weten wat voor vlees ik in de kuip had. De ene groep voor een rondleiding is nu eenmaal de andere niet. Maar in deze groep had ik een groot vertrouwen. De hoofden waren grijs, sommige vrouwen droegen een lichtpaars kleurtje en hier en daar blonk er een kale schedel. Geen reden tot ongerustheid dus, deze generatie had het luisteren met de paplepel ingegoten gekregen.
‘Wij maken hier Euonymus, een kleurig tuinplantje.’ En na mijn door de jaren heen perfect ingesleten riedeltje over de geschiedenis, aantallen, inrichting, afzet en nog meer van die weetjes liep het hele gezelschap de kas in. Altijd het leukste moment. Hier en daar ving ik de herkenbare oe’s en aa’s genietend op. ‘Wat staan er veel.’ ‘Maar jonge toch, waar ga je ze toch allemaal laten?’ ‘Ik fiets hier elke week langs, maar ik wist nooit wat er hier binnen eigenlijk gebeurde.’
Zoals altijd liet ik de groep wat uitwaaieren over het hoofdpad zodat iedereen op zijn of haar gemak even kon rondkijken. ‘Kijk, die planten heeft ons Wil ook in de tuin.’ ‘Heeft ons Wil Buxus in d’r tuin?’ ‘Ja, dat denk ik wel dan.’ ‘Nee mevrouw, dit is Euonymus, geen Buxus.’ ‘Goh, wat kunnen we hier veel leren of niet, Betsie.’ ‘Maar wat is het verschil dan eigenlijk?’
Ja, wat is het verschil eigenlijk. ‘Euonymus is er in heel veel kleuren, Buxus is groen en beter geschikt om als haag te gebruiken, of als bol.’ ‘Maar als struik, dat kan toch ook?’ ‘Ja, dat kan ook.’ ‘Dan is het dus nog eigenlijk bijna hetzelfde?’ ‘Bijna, maar Euonymus heeft bijvoorbeeld een paar heel mooie witte of gele soorten.’ ‘Die Buxus in die tuin van onze Wil, die is keigeel, dus Buxus is er ook in het geel.’
‘Maar je hebt een skon bedrijf jongen, werk zat, dat zie ik wel.’