Inheemse berk: snelle groeier met natuurlijke uitstraling

    In de serie over inheemse bomen is in Tuin en Landschap 12 de beurt aan Betula. Berken komen veelvuldig voor in het Nederlandse landschap, zowel in natuur als in cultuur. De bomen zijn op veel plekken toepasbaar en in veel vormen verkrijgbaar; van wegberm tot dak en van meerstammige- tot laanboom. Als biodiversiteit een reden is om inheemse soorten te gebruiken, zit je met de berk ook goed. Na de wilg en de eik is het de meest ’biodiverse’ boom.

    Betula
    Betula pendula is overal toepasbaar. Foto: Shutterstock

    Met hun witte bast zijn berken bijzonder herkenbaar. Op de heide, in veengebieden, maar ook in parken, tuinen en langs wegen. Inlandse Betula horen tot de meest toegepaste inheemse bomen. Ze worden vaak gekozen om hun natuurlijke uitstraling, maar ook steeds vaker vanwege hun bijdrage aan de biodiversiteit.

    Betula x aurata

    Dat in Nederland de ruwe berk (Betula pendula) en de zachte berk (Betula pubescens) inheems zijn, is algemeen bekend. Wat minder mensen weten, is dat de twee soorten in veel gebieden beiden voorkomen en geregeld kruisen. Dit leidt tot de kruising Betula × aurata die in de natuur dan ook veelvuldig voorkomt.

    B. pendula en B. pubescens lijken overigens dermate op elkaar dat Linnaeus in 1753 geen opvallende verschillen zag. Hij noemde ze beide B. alba. Toch zijn die verschillen er wel degelijk. De zachte berk is wat kleiner dan de ruwe berk en heeft iets minder nadrukkelijk een boomvorm. De takken van B. pubescens staan meer opgericht dan van pendula, en de bast van B. pendula is witter. En natuurlijk is er het kenmerk dat de twee berkensoorten hun Nederlandse naam gegeven heeft. De twijgen van de ruwe berk voelen ruw aan door de wratjes die erop groeien. Die van de zachte berk voelen juist zacht door het ontbreken van die wratjes en de zachte beharing. Verder is B. pendula de meer droogteresistente soort en is B. pubescens meer geschikt voor natte groeiplaatsen.

    De zachte berk geldt als een van de eerste boomsoorten die na de ijstijd weer in onze streken voorkwam. Later kwam de iets minder winterharde, maar voor ons klimaat nog steeds zeer geschikte Betula pendula hierbij. Het verspreidingsgebied van Betula pendula omvat vrijwel heel Europa, behalve Zuid-Europa en het noorden van Scandinavië. Oostwaarts strekt het zich uit tot aan China, Kamtsjatka en de Grote Oceaan.

    Het verspreidingsgebied van Betula pubescens heeft een grote overlap met dat van B. pendula. Het gaat alleen nog iets noordelijker (heel Scandinavië, IJsland, delen van Groenland), maar iets minder ver oostelijk; wel tot in Siberië maar niet tot aan de oceaan. Zich verspreiden doen deze berken makkelijk. Het zijn dan ook echte pioniers. Ze produceren veel van hun lichte gevleugelde zaad en kunnen groeien op voedselarme bodems. Ze houden daarbij van een lichte standplaats en groeien hard. Zoals wel vaker bij pioniers is de concurrentiekracht klein en worden de bomen ook niet zo heel oud.

    Voor welke situaties geschikt?

    Maar voor welke situaties zijn berken eigenlijk geschikt? Welke eisen stellen ze aan hun groeiplaats en gebruik je ’de soort’ of toch liever een cultivar? Boomkweker Johan van den Berk en dendroloog Jaap Smit geven in het artikel in Tuin en Landschap 12 antwoord op deze vragen. Heb je een digitaal abonnement? Klik dan hier om het artikel meteen te lezen.

    Geen abonnement? Bekijk hier de mogelijkheden of bel 071-5659644.

    guest
    0 Reacties
    Inline feedbacks
    Bekijk alle reacties