Nog voor het krieken van de dag keek ik in de spiegel. Vanwege het zeer vroege tijdstip is dat gewoonlijk een automatisme zonder al te veel gedachten. Vanmorgen was dat anders. Dat komt door een advocaat.
Die advocaat heeft mij sinds kort betrokken bij een triest dossier. Het verhaal dat achter dit dossier zit, heeft te maken met vergrijzing in de boomteeltsector. Zodoende viel vanmorgen mijn groeiende legioen grijze haren extra op. Die zijn opgekomen van de zorgen en het nadenken. Daarmee moet ik het zien op te lossen.
In de voorgelegde situatie had een vijftigplusser zeven jaar geleden bij zichzelf vastgesteld dat hij niet meer de jonge energieke atleet was van vijfentwintig jaar eerder. Voor mij en velen uit de sector schept dat zeker in de vroege ochtend een beeld van herkenning. Derhalve had deze boomkweker wegens het gebrek aan een bedrijfsopvolger besloten om een maatschap aan te gaan. De medevennoot waarmee hij in zee ging, was bijna twintig jaar jonger. De boomkweker bracht in gebruik en genot alle grond in de maatschap in. De ander bracht veel energie en ondernemerschap in.
Bij de totstandkoming van de maatschap had de medevennoot voorgesteld om de arbeidsvergoeding te koppelen aan de in de maatschap ingebrachte hectares. Ook vond hij dat deze vergoeding vast moest zijn, zekerheid moest bieden en ook met voorrang betaald moest worden. De medevennoot kon er zelfs mee leven als er geen arbeid werd ingebracht vanwege de fikse omvang van het ingebrachte areaal. Al deze tegemoetkomingen hadden de boekhouder van de boomkweker ertoe gebracht de overeenkomst van maatschap te maken.
De maatschap heeft een aantal jaren optimaal gedraaid. De jaarcijfers waren ronduit beter dan voorheen. De boomkweker leek in zijn medevennoot de ideale oplossing te hebben gevonden.
Echter, op een dag meldde de medevennoot dat hij het toch niet meer eens was met de afspraken. De discussie werd meer dan fel. Uiteindelijk is de medevennoot met de maatschapsovereenkomst naar het gerechtshof in Arnhem gestapt.
De Pachtkamer heeft geoordeeld dat inbreng van grond tegen een vast vergoeding per hectare zonder arbeid erbij als doorlopende pacht kan worden aangemerkt. De vergoeding daarvoor mocht niet uitkomen boven de pachtnormen. Vandaar dat van het jaarlijkse ‘winstaandeel’ nu veel moet worden terugbetaald. Wat rest is een groot areaal grond met een doorlopend pachtcontract erop.