Het bosareaal in Europa is dermate verouderd, dat het veel minder CO2 kan opnemen dan enige decennia geleden. Dat blijkt uit onderzoek door Alterra.
De groeisnelheid van bossen die na de Tweede Wereldoorlog tot circa 1980 zijn aangeplant, is over zijn piek heen, aldus onderzoeker Gert-Jan Nabuurs. In de eerste decennia na aanplant groeien bomen namelijk het hardst. Na zestig tot zeventig jaar neemt de groeisnelheid af, en daarmee de CO2-vastlegging.
In Europa wordt jaarlijks meer bos aangeplant dan dat er wordt gekapt, maar jonge boompjes kunnen nog maar weinig CO2 opnemen. De jaarlijkse aanplant neemt wel af: tot 2000 bedroeg deze nog zo’n 700.000 ha; nu gaat het om 500.000 ha.
De ontbossing bedraagt circa 100.000 ha per jaar. Dit speelt vooral in Frankrijk, Spanje, Portugal en Finland. Belangrijkste oorzaken zijn stadsuitbreiding, aanleg van infrastructuur en, specifiek in Zuid-Europa, droogte.
Oude bossen zijn gevoeliger voor schade door storm, brand en insectenvraat. Alleen al door brand gaat er jaarlijks 500.000 ha aan bos verloren.
Om het Europese bos en daarmee de CO2-opname weer te laten groeien, pleiten onderzoekers van Alterra en internationale collega’s voor een onderscheid tussen natuurbossen en productiebossen voor de bio-economie.
Snelgroeiende productiebossen leggen dus veel CO2 vast en zijn vroegtijdig kaprijp.
Foto en Illustratie: Alterra