Buitenlands onderzoek maakt steeds meer duidelijk hoe essentaksterfte zich ontwikkelt en verspreidt, en wat het tolerantieniveau is van diverse essen. Dit bleek vorige week tijdens een onderzoekersbijeenkomst van Fraxback in het Zweedse Malmö.
Fraxback is het wereldwijde samenwerkingsverband van onderzoek naar Fraxinus en ‘ash dieback’, oftewel essentaksterfte die wordt veroorzaakt door de schimmel Chalara fraxinea. Op de bijeenkomst werd de stand van zaken in diverse landen gemeld.
In Groot-Brittannië is de schimmel bijvoorbeeld tot dusver op 562 locaties aangetroffen: 24 kwekerijen, 334 recent beplante locaties en 204 bestaande bos- en natuurlocaties. Ook het onderzoek naar het DNA-patroon van Fraxinus maakt vorderingen, zegt Jitze Kopinga, onderzoeker van het CGN, die op de Fraxback-bijeenkomst aanwezig was. „De Britten hebben al 80% van het genoom in beeld.”
Hoe meer onderzoeksgegevens bekend zijn, des te beter verbanden zijn te leggen tussen sortiment en ziektetolerantie. Zweden en Denemarken zijn bijvoorbeeld al ver in het toetsen van klonen en nakomelingen van essen, aldus Kopinga.
Internationaal is het verspreidingsbeeld dit jaar niet zo dramatisch als werd gevreesd. Ook in Nederland lijkt de situatie gunstiger te zijn dan vorig jaar, aldus Kopinga. „Door het koude voorjaar en een redelijk droge zomer heeft de ziekte zich minder goed kunnen verspreiden en zijn de infecties tot dusver minder hevig.”
Qua onderzoek loopt Nederland achter op het buitenland. „Omdat we hier later mee zijn begonnen. En omdat er geen geld meer is voor het onderzoek naar resistent materiaal dat vorig jaar is gestart”, aldus Kopinga. Hij vraagt zich af of de achterstand nog kan worden ingehaald. „Geen geld betekent geen onderzoek.”
Het onderzoek van het CGN kwam dit jaar stil te liggen door weggevallen financiering vanuit het Productschap Tuinbouw.