De doorsnee Nederlander denkt meteen aan moderne slavernij en duistere praktijken als het over Nederlandse tuinbouwbedrijven in Afrika gaat. Opgeblazen en verdraaide mediaverhalen veroorzaken dat.
Naast dwaze artikelen in de media lees je op websites van ontwikkelingsorganisaties in Afrika juist de meest geweldige verhalen over de impact van die organisaties. Mooie woorden als ’food security’, ’poverty reduction’ en ’capacity building’ vullen professionele websites en rapporten. Er wordt door die organisaties juist heel veel geld besteed aan het vertellen van hun goede daden, terwijl wij als productiebedrijven tijd en geld steken in andere zaken.
De werkelijkheid achter deze mooie verhalen van ontwikkelingsorganisaties is helaas vaak heel anders, maar goed, met positieve verhalen en rapporten voor donors verdient men in deze industrie zijn geld. Veel agrarische ontwikkelingsprojecten hebben in veel gevallen geen realistisch verdienmodel en kunnen de eigen broek niet ophouden. Stopt de geldstroom dan is het vaak snel klaar. Richtlijnen als MPS/Fairtrade of GlobalGAP zijn er niet voor deze ontwikkelingsindustrie. Grove fouten, misplaatst geld en loze beloftes; het lijkt wel alsof deze organisaties onschendbaar zijn.
Ik denk juist dat de Nederlandse tuinbouw in Afrika échte ontwikkeling brengt. Bijna alles wat die mooie websites van ontwikkelingsorganisaties vertellen, dat doen wij ook. Alleen wij praten er niet over. Het opleiden, voeden, aan een inkomen helpen van mensen en het geven van sociale trainingen, educatie en medische ondersteuning: we leggen de lat hoog en zijn juist een voorbeeld voor andere industrieën. Het is niet voor niets dat veel mensen al meer dan tien jaar bij ons in dienst zijn.
De Nederlandse ondernemer in Afrika moet vaak zelfs een paar stapjes extra zetten, en doet dat ook, omdat veel diensten lokaal niet beschikbaar zijn. Neem als voorbeeld een eigen huisartsenpost of een kinderdagverblijf.
Het wordt tijd dat wij ook onze goede verhalen de wereld in gaan brengen.