Het onderhoud op de voorwerf van het Marineterrein in Amsterdam houdt meer in dan onkruid wieden. Zeker wanneer het terrein gebruikt wordt voor speciale gelegenheden.
Zo stond het eerste half jaar van 2016 in het teken van het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie. Veel bijeenkomsten, vergaderingen en borrels met de tachtig ministers van Europa.
Het terrein moest anders worden ingericht. Het idee was om dat zo groen mogelijk te doen. Geen hekken maar plantenbakken om het gebied af te sluiten voor publiek.
Buitenlandse zaken verzocht mij om zestig reeds aangeschafte plantenbakken te beplanten met 2000 witte winterviolen. Een leuke klus om te doen in januari. Het was niet moeilijk wat mensen te verzamelen om mij te helpen. Een dag voor wij aan de slag zouden gaan, ging mijn telefoon. Het was de dame van Buitenlandse zaken, de beplanting werd afgekeurd door de politie. De violen waren veel te vredelievend, te laag en boden geen garantie dat niemand over deze bakken heen zou stappen.
De vraag was of ik met spoed zo hoog en breed mogelijke beplanting wilde uitkiezen. Het werd een assortiment van Elaeagnus, Prunus, Fatsia, Thuja, Taxus… Alles wat een beetje hoog was binnen de mogelijkheden van een kleine kluit. De bakken waren namelijk niet groot, 40 cm hoog en 30 cm breed. Het moest ondoordringbare beplanting zijn, het liefst iets met doorns. Een vriendelijk ogende afscheiding die de mensen tóch tegenhield.
Ook nu werd de afscheiding afgekeurd want deze was nog steeds niet hoog genoeg. Er moesten alsnog hekken worden geplaatst. Het werd een zoektocht naar een vriendelijkere manier om de ‘hufterproof’ hoogte te bereiken en dat is uiteindelijk een schapenhek geworden. Het was een apart gezicht, een schapenhek op het Marineterrein. Niet iedereen was er even blij mee, maar ‘natuurlijk’ ogen deed het!
De 2000 violen wilden we graag ergens anders planten maar er zat vorst in de grond. Ik ben naar huis gereden met deze zee van witte bloemen. Ik heb alle 2000 violen op mijn oprit gezet en ze gratis aangeboden aan mijn mede dorpsbewoners. Oh, wat waren ze er blij mee. En op de vraag of ze er niet iets voor moesten betalen, kon ik antwoorden: „Nee, neem maar mee, het is betaald van ons belastinggeld.”
Het dorp heeft er de hele winter heel wit en vredig uitgezien.