Iedereen ziet weleens beren op de weg, maar beren langs de weg, in de stad, uit het buitenland, da’s wat anders. Mijn stadsgids van vandaag raakt er maar niet over uitgepraat.
De stadsgids temmen heeft geen zin, want hij gaat maar door in zijn enthousiasme, als een wandelende – nee, nu rijdende – encyclopedie van wonderen op deze wereld. Hij kwam net terug uit de zandbak van een oliestaatje, om zoals hij het zelf zegt mensen af te helpen van hun vele geld. Er zijn wat beren naar toe gestuurd om de sjeiks en hun gevolgen te plezieren. Dat was eerder gebeurd. De beren gingen hup in Italië het vliegtuig in, naar het oliestaatje.
Beren in de stad, moet je daar blij mee zijn? Russen in Loetsjegorsk waren dat niet toen de plaats werd omsingeld door Siberische beren die honger hadden. En beren langs de weg, dan? Lijkt me prima zolang je ze maar kunt ontwijken. Dat was althans geen probleem toen ik over vroeger grondgebied van de Russen tufte. De beren op dat moment in Alaska keken niet eens op. Te druk met het oppeuzelen van bessen. Echte beren.
Geen schade aan tuinmuurtjes
’Wat een beren, he!’, roept de bestuurder van onze auto verschillende keren, tijdens een ritje door de stad. Vol ontzag kijken we omhoog. De beren staan op hoge grond en de stadsgids toont weer zijn bevlogenheid en passie voor de beren. Niemand heeft er volgens hem last van. ’Ze drukken nergens de straat omhoog, geen schade aan tuinmuurtjes, helemaal niks.’ Nou, nee, dat moest er ook nog bijkomen met beren langs een stadsweg.
We durven zelfs uit te stappen. Te laat, daar heb je het al. ’U haalt ze toch niet weg, he?’, zegt een mevrouw. ’Want ik vind ze zo fantastisch, en ze stonden er al toen ons huis hier is gebouwd.’ Dat was wel even geleden. De mevrouw vreest voor het voortbestaan van de beren, want op andere plekken in de stad waren er ook al weggehaald. ’Een schande!’, reageert ze best wel boos. De stadsgids stelt haar gerust. ’Mevrouw, hier heeft u mijn kaartje, ik was hier vroeger de baas, als ze nog eens wat doen dan komen ze aan mij!’ Of zoiets, want ik ben even afgeleid door die beren.
Het zijn mannetjes. ’Fantastische jongens, he!’ Maar deze jongens vormen geen zaden, maar vruchten die vast zitten in een soort theezakjes. He, wat? Volgens mij gooi ik nu van alles door elkaar. Is het de hitte? Last van droogte? ’Nou, deze hier niet hoor, die kunnen supergoed tegen droogte’. Anderen zijn toch ooit een keer vervangen, omdat ze volgens m’n stadsgids door de toiletten naar binnen kwamen. Dat wil je ook weer niet hebben.
Beren in de stad, die moet je koesteren, want ze bieden zoveel voordelen aldus de stadsgids, en al helemaal als ze buitenlands zijn. Uitheems, thuishorend in allerlei families. ’Je moet elk soort gewoon goed afstemmen op lokale condities’, zegt hij, en dan hoef je niets te vrezen van beren langs de weg. Beren van bomen natuurlijk. Hij is ook niet bang voor een rups. ’Je laat je toch niet de les lezen door een rups?’
Foto: Arno Engels