De Tuinen van Mien Ruys in Dedemsvaart wil een museum en laboratorium ineen zijn. De dertig tuinen van Nederlands bekendste tuinarchitect laten enerzijds de historische ontwikkeling van de tuinarchitectuur zien. Anderzijds blijft het tuinenpark experimenteren met planten en materialen, zoals Mien Ruys zelf dat haar leven lang is blijven doen.
Op 12 april, de 115e geboortedag van Mien Ruys (1904 – 1999) organiseerde het tuinenpark in Dedemsvaart een bijeenkomst voor de pers. Drie jaar geleden is de stichting die de nalatenschap van Mien Ruys beheert, begonnen met het opstellen van een langetermijnvisie voor het park. Wat willen we zijn en waar gaan we heen? De antwoorden daarop zijn vervat in drie kernwoorden: kennisoverdracht, laboratorium en museum, oftewel KLM, legt Henk Wiersma uit. Wiersma is al twaalf jaar lang voorzitter van het bestuur van de Tuinen van Mien Ruys. „Bezoekers komen hier om te leren, ervaren en te genieten.”
Stapstenen door de tijd
Het tuinenpark is 2,5 ha groot en telt dertig tuinen. Tuinen waarin Mien Ruys haar leven lang experimenteerde met materialen en planten. Om de mogelijkheden te ontdekken en ervan te leren. Tien tuinen hebben de status van rijksmonument, deze tuinen worden zo goed mogelijk behouden. „De tien zijn stapstenen door de tijd”, vertelt Monique Bruins Slot, als coördinator verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken bij de Tuinen van Mien Ruys. Alle tuinen zijn te herkennen aan drie basiskenmerken: de geometrische vormen (zowel cirkels, vierkanten en rechthoeken), een weelderige, losse beplanting en de toegepaste nieuwe materialen.
Verwilderingstuin
Één van de rijksmonumenten is de Verwilderingstuin. Dit was het eerste experiment van Mien Ruys. Ze ontwierp de tuin in 1924 en schreef daarover in haar dagboek: ’Heden mijn loopbaan begonnen’. De tuin kenmerkt zich door een vierkante, kleine vijver, zichtlijnen en een losse weelderige schaduwbeplanting. Na het eerste jaar bleken de door Mien Ruys toegepaste schaduwplanten helemaal niet aan te slaan. Ze had verzuimd om naar de bodem te kijken en vooral kalkminnende planten gebruikt, terwijl de tuin op veengrond ligt. Een belangrijke les; het tweede jaar paste ze de beplanting hierop aan:
De verdiepte tuin
Een tweede rijksmonument is de Verdiepte tuin uit 1960. Daarin paste Mien Ruys de bekende spoorbielzen toe. Ze gebruikte ze als traptreden, grondkeringen en zitbank en creëerde er een mooi lijnenspel mee. De bielzen zijn een aantal jaar terug vervangen, omdat ze inmiddels waren verrot. De stichting heeft voor onbehandelde eikenhouten balken gekozen in plaats van spoorbielzen, omdat de laatste als chemisch afval moeten worden afgevoerd. Spoorbielzen zijn immers behandeld met creosoot:
Moerastuin
In 1990 ontwierp Mien Ruys de laatste tuin, de Moerastuin, ook een Rijksmonument. Daarin paste ze een nieuw materiaal toe: gerecyclede kunststof waarvan ze in het water paden maakte, die sterk op houten vlonders lijken. Door de richting van de kunststof planken af te wisselen heeft ze een mooi beeld gecreëerd.
Herfsttuin
Behalve de monumenten zijn er ook plekken die zogezegd aan deze status ‘ontsnapt’ zijn en die door de stichting als laboratorium worden gebruikt. Net zoals Mien Ruys, wanneer haar experimenten mislukten, rigoureus de tuinen aanpaste. ’De tuin is een proces’ is een beroemde uitspraak van haar. Zo is de afgelopen winter de Herfsttuin helemaal opnieuw ingericht. Onder meer de haag op poten – een rij leibomen – is weer terug. De goudels is echter vervangen door Liquidambar vanwege het mooie herfstblad: