Wat denk je, kan er vanavond al weer een vrachtwagen overheen?’ De jonge man op de wals knikt naar een collega die een emmer water leeg gooit. ‘Dat moet je aan de uitvoerder vragen.’ Ik probeer zijn aandacht te trekken, maar z’n gezicht staat op onweer. ‘Gaat het niet goed?’ vraag ik.
Hij komt de schuur in en wijst naar het plasje water. ‘Kijk,’ bromt hij, ‘het loopt naar binnen en dat is niet de bedoeling.’ Nee, vertel mij wat. Ik was er juist zo blij mee dat het erf bij mij afwatert naar de sloot. Dat het regenwater tijdens hoosbuien soms via de condensgaatjes van de goot binnen komt is tot daaraan toe, maar ik zie het liever niet via de voordeur naar binnen stromen.
‘Dat heb je met mannen in nette pakken die aan komen rijden in hun auto, even vertellen hoe het moet en dan snel instappen en weg zijn. Wij mogen het weer opknappen. Lekker is dat.’ Hij moppert nog even door terwijl het water geduldig onze kant op meandert. Ik stel voor om er nog een laagje asfalt op te brengen aan de schuurkant, maar dat wijst hij van de hand. ‘Dan weet je zeker dat het naar binnen loopt. Nu heb je er tenminste nog een klein drempeltje liggen.’ Ik heb het door. Ik ga wel weer de kas in, bloemen snijden. Daar heb ik meer verstand van.
Het werd wel een keertje tijd. Bijna dertig jaar geleden is het erf neergelegd. Zo’n jaar of twaalf geleden had ik er ook al grootse plannen mee. Of beter gezegd, de mannen die met een prachtige folder aan de deur kwamen. Ze waren in de buurt bezig met asfalteren en ze dachten dat ik misschien ook wel interesse had. Het zag er veelbelovend uit. Kom maar op!
Ik heb het geweten. Het bleek om een groepje Ieren te gaan. Ze lieten een laagje vloeibaar teer over het asfalt lopen en gooiden er een paar centimeter fijn grind op. Een keer met de wals er overheen en klaar was Keith. Voor ik van mijn verbouwereerdheid was bekomen was het stel al vertrokken. Het grind niet. Dat voelden we nog regelmatig terug in ons schoeisel.
‘Nou, kijk het maar even aan. Hier heb je m’n kaartje. Gaat het niet goed met regen, dan bel je maar en verzinnen we een andere oplossing.’ Ik geef hem een hand op de goede afloop. Naar de slootkant, maar dat spreekt voor zich.
Kees van Egmond