Jaarrond teelt van matricaria wordt nooit saai

Of we allemaal een bloem mee wilden nemen naar het graf. Er zouden vazen staan en dat leverde met elkaar een bont boeket op. Kleurrijk, zoals de overledene bij leven. Daar liepen we, vorig jaar begin april, met onze matricaria. ‘Zo,’ zei een aanwezige vertegenwoordiger in chrysantenstek, ‘beetje last van doorwas?’

Het jaarrond telen van een gewas als matricaria zorgt ervoor dat het nooit saai wordt. Elk kwartaal heeft zijn eigen uitdaging. In de zomer moet je je best doen om er lengte op te krijgen. In de herfst kunnen er bladproblemen ontstaan. ’s Winters wil je wel sneller maar het tekort aan licht laat het niet toe. En dan komt de lente.

Je ziet het gewas ontluiken. Donkerder kleuren. Stelen worden dikker en zwaarder. Ze schieten de lucht in. Je oogst twee plantweken in een week. Dat moet ook wel, want de winterse teeltduur van 17 weken moet in de zomer weer tot 7 weken worden teruggebracht. Goede kwaliteit en grotere aantallen nodigen uit om de wekker een uur vroeger te zetten.

Maar toch was het wat kwaliteit betreft wel even slikken deze week. We zagen het al een tijdje aankomen. Vanaf het begin groeiden drie plantingen heel ongelijk. En waar het aan lag? Niemand kon het vertellen. Er was in de opkweekfase wel iets mis gegaan, zo bleek bij het planten. Veel speedcels met twee plantjes. Dat is al geen goede start.

In de fase dat de knop zichtbaar wordt spuit ik altijd Berelex om een mooi bloemscherm te krijgen. Alleen, bij deze plantingen was dat lastig. Want toen de een dat stadium bereikt had moest een ander nog geboren worden. Kies je ervoor om daarop te wachten, dan ben je bij die eerste weer te laat en krijg je veel te lange bloemsteeltjes. Of tuinder-zijn ook ingewikkeld is.

En dus stonden er twee weken geleden al voorlopers in bloei. Die gooien we bij het oogsten weg. Van tevoren eruit snijden is niet goed voor je rug. Andere takken zijn een beetje te ruig. Doorwas. Gelukkig geen klachten van kopers. Houden zo. En je denkt maar zo, een begrafenis is erger.

Kees van Egmond